donderdag 14 november 2013

Gluren



Gluren

Reddeloos verloren was hij… vanaf het moment dat hij zag hoe elegant ze de sleutel in het slot stak van het appartement naast hem. Ze knikte even en lachte haar volmaakte tanden bloot, waarna ze hem een slanke perfect gemanicuurde hand toestak en met een donkere hese stem zei ‘Hallo…. Ik ben Brenda, ik heb het appartement naast je gehuurd.' Waarna ze haar lange ravenzwarte haar verleidelijk over haar ranke schouders gooide. In een oogwenk en een knipoog van haar donker omfloerste ogen stapte ze met haar lange in donkere nylons gehulde benen op haar hooggehakte pumps haar nieuw verworven appartement binnen. Hem achterlatend met een hevig gevoel van verlangen. Vanaf dat moment hield hij de deur naast hem en de buitendeur nauwlettend in de gaten.

Ed… zijn magere slungelige buurman was dus eindelijk met de noorderzon vertrokken. Niet dat hij erg veel last van de beste man had gehad. Ed was erg op zichzelf geweest. Afscheid nemen zat er dus waarschijnlijk niet in... hij haalt zijn schouders op, wat kan het hem ook schelen. Dit was uiteraard een hele verbetering. Gelukkig waren de appartementen niet al te best geïsoleerd waardoor de geluiden van de medehuurders nog wel eens doordrongen. Normaal gesproken kon hij zich hier nog wel eens aan ergeren. De buurman boven hem was pianoleraar en ze hadden afgesproken dat hij alleen op de uren dat hij naar zijn werk was les zou geven maar dat lukte helaas niet altijd. Zijn andere buurvrouw was een dame op leeftijd en slecht van gehoor waardoor haar tv nog wel eens iets te hard stond. Maar van Brenda probeerde hij elk geluidje op te vangen. Hoezeer hij ook zijn best deed … je kon een speld horen vallen.
Hij had ’s avonds al eens geprobeerd een glas tegen de muur aan te drukken... Niets. Terwijl hij zeker wist dat ze thuis was, want hij had het getik van haar hakken op de trap gehoord. Maar helemaal niets dus.

Hij weet inmiddels hoe laat ze ’s morgens de deur uitgaat, hoe laat ze weer thuis komt en dat ze van Chardonnay houd... hij had eens pal achter haar gestaan bij de slijter, waar hij een bijna onbedwingbare drang voelde om zijn gezicht in haar donkere haren te drukken… zijn neusgaten vulden zich met Narciso Rodriguez. Na menig uurtje in de parfumerie te hebben doorgebracht op zoek naar de lievelingsgeur van ‘zijn’ Brenda had hij die weten te achterhalen. Hij had haar al een paar keer aangesproken wanneer zij hem in haar strakke mantelpakje passeerde op de trap. Het appartement beviel haar prima wist hij nu en ja … het is vandaag heerlijk weer. Verder dan de nodige koetjes en kalfjes had hij nog niet durven gaan. Smoorverliefd was hij op haar en die verliefdheid had zulke vormen aangenomen dat hij zelfs zijn bank had verplaatst zodat deze tegen haar slaapkamermuur aanstond. Lange avonden op de bank met een glas in zijn handen … maar niets te horen. Dus ook geen herenbezoek…. dat stemde hem hoopvol.

Nadat hij haar ’s morgens weer heupwiegend naar haar auto heeft zien lopen weet hij plotseling wat hem te doen staat. Hij pakt zijn boor en stofzuiger en gaat aan de slag. Net boven de plint valt het vast niet op en met een spiegeltje kom je een heel end. Eindelijk... het gat is nu groot genoeg maar op het eerste gezicht niet echt opvallend. Even vraagt hij zich nog af waar hij mee bezig is als hij languit op de vloer ligt te klungelen met een scheerspiegel. Hij lijkt wel stapelgek. Maar als hij haar bed en nachtkastje in het vizier krijgt is de opwinding over wat hij vanavond kan verwachten te groot. Hij ruimt de rotzooi op, stoort zich nog even aan de piano van de bovenbuurman, maar verheugd zich tevens op de thuiskomst van zijn lief.

Hij kijkt op zijn horloge… ja hoor hij hoort haar auto de straat al in rijden, hij herkend het geluid uit duizenden. Wat ziet ze er weer sexy uit in haar dunne gebloemde niemendalletje, het jurkje verhult nauwelijks  de contouren van haar volle borsten. Ze kijkt hem uitdagend aan met haar grote donkere ogen als ze hem ‘toevallig’ in de deuropening ziet staan ‘Hallo buurman,’ fluistert ze zachtjes met haar donkere hese stem en zijn hart maakt een sprongetje.
‘Hallo Brenda’ weet hij net zo hees uit te stoten, en hij wacht totdat ze de deur achter haar bevallige figuurtje heeft gesloten alvorens hij zich met zijn scheerspiegel naar de bank snelt.

Eerst maar eens luisteren… hij drukt het glas tegen de muur, maar zoals altijd niets te horen. Dan maar vast languit op de grond en afwachten maar. Hij draait de spiegel in een bepaalde ongemakkelijke stand evenals zijn hoofd en ja hoor daar doemt het bed plus nachtkastje op. Na wat voelt als een eeuwigheid -hij krijgt al kramp in zijn armen- ziet hij plots haar rode pumps naast het bed verschijnen. Zijn hart maakt een sprongetje als hij ziet hoe ze met de punt van haar ene schoen de andere schoen van haar voet trapt. Het zweet breekt hem uit. Haar voeten lijken zonder haar rode pumps een stuk groter. Ach, het past bij haar. Dan ziet hij hoe ze haar nylons laat zakken en die met haar lange slanke vingers van de vloer raapt. Zijn hart danst nu bijna uit zijn borst en na wat gestoei met de spiegel weet hij die zo te draaien dat hij haar gestalte in zijn totaliteit kan aanschouwen. Ze ritst haar jurk open en hij ziet haar stevige ronde billen. Zijn ogen raken vermoeid van het ongemakkelijke gestaar, maar hij durft zich niet te bewegen, bang voor ontdekking. Tergend langzaam maakt ze haar bh los en legt die voor zich op het nachtkastje. Vol verrukking kijkt hij naar de bh… toch zeker een volle cup E… dan ziet hij de wattenbolletjes die ernaast opgestapeld worden...... het zijn er veel.

Nou ja, een klein beetje smokkelen mag… met ingehouden adem draait hij de spiegel iets hoger… hij ziet behalve de ronde billen nu ook haar gespierde rug. Ze pakt de voorkant van haar lange weelderige zwarte lokken en trekt de hele haardos in een keer van haar hoofd. Kaal!! .........Ze is zo kaal als een biljartbal. Verstijfd van verbazing maar ook omdat hij al een tijdje in een vrij ongemakkelijke houding heeft gelegen ziet  hij hoe Brenda zich lachend omdraait.


Ed!!!!!

© Copyright Ingrid Punt november 2011

vrijdag 1 november 2013

Herkenning van het kwaad - deel 2 -





De herkenning van het kwaad   -2-

Met een triomfantelijk lachje stapt hij de lift in en staat oog in oog met een jonge vrouw. Ze knikt even naar hem voor ze verveeld de knop van de 2e etage indrukt.  Hij knikt net zo nietszeggend terug en neemt haar daarna vanuit zijn ooghoeken op. Lange slanke benen gestoken in halfhoge zwarte laarsjes, een korte vaalblauwe spijkerrok. Haar zwarte leren motorjack lijkt een paar maten te groot en haar rode haar is quasi slordig opgestoken in een knot. Haar bleke, sproeterige gezicht ziet er -dankzij haar zwaar opgemaakte ogen ietwat potsierlijk uit. Hij schat haar begin twintig. Een simpele prooi. Haar lange, bleke hals lijkt naar hem te lonken. 

Zijn handen strekken zich automatisch uit en zijn vingers strelen zachtjes haar blanke huid.  Bij het kuiltje in haar hals houden zijn duimen stil en voeren een lichte druk uit op haar huid…  Lachten haar groene ogen eerst nog uitdagend naar hem, nu de druk van zijn duimen groter wordt staan ze angstig. De aderen in haar hals en voorhoofd zwellen op als smalle, kolkende rivieren onder de witte huid, wanneer zijn handen zich alsmaar strakker om haar hals spannen. Uiteindelijk ziet hij haar blik breken. Als hij haar loslaat zakt ze voor zijn voeten op de grauwe kale liftvloer in elkaar.

Zijn visioen wordt verstoord doordat de lift stopt en de jonge vrouw  twee passen naar voren doet om de lift te verlaten. Geschrokken steekt hij zijn grijpgrage handen diep in zijn zakken, sluit zijn ogen en snuift haar geur op. Ze ruikt als een frisse zeebries, of nee, gras met een lichte ondertoon van lavendel. Bracht haar geur hem eerst tot bedaren, de minachting waarmee ze hem nu aankijkt bezorgt hem nu een gevoel van opwinding.

Als vanzelf glijdt zijn hand over de gladde, zijden sjaal in zijn zak. Hij kan haast niet wachten tot hij deze aan de wand van zijn flat kan hangen. Zodra de liftdeuren zich openen kijkt de jonge vrouw hem nogmaals met een spottende blik aan, voor ze arrogant haar hoofd in de nek gooit en de galerij oploopt. Zijn blik volgt haar tot aan de deur waar ze haar sleutel uit haar tas vist. nr. 49 Het gebeuren zet zich vast in zijn brein en sluimert daar verder tot het moment dat hij er ooit gebruik van wenst te maken.  Hij drukt op het knopje van de vierde verdieping en wanneer de deuren zich hebben gesloten haalt hij de sjaal uit zijn zak en drukt hem stevig  tegen zijn gezicht. Rozen… de geur van Camilla zal hij niet licht vergeten. Zijn eerste trofee.

© Ingrid Punt maart 2013

woensdag 30 oktober 2013

Herkenning van het kwaad -deel 1-



Herkenning van het kwaad


Ze kreunt en wrijft in haar ogen… barstende hoofdpijn. Het is aardedonker, haar keel voelt gortdroog en het bed onder haar hard en klam. Haar hoofd… wat is er gebeurt? Flarden van herinneringen schieten door haar hoofd. O ja, ze had een lift gekregen, dát was het.

Haar hersenen maken overuren als ze probeert zich het hele gebeuren voor de geest te halen. Rob, ‘haar vriend’ en zij hadden ruzie, eigenlijk om iets onzinnigs. Maar het liep nogal hoog op, en boos had ze haar jas en sjaal gepakt. Buiten had ze nog wat doelloos in de regen gelopen, maar toen? Haar hoofd bonkt. ‘Kom op Camilla, denk na.’ Koplampen die haar verblinden, een auto die stopt, een man. Maar verder zitten er gaten in haar geheugen.

Ze pijnigt haar brein... maar tevergeefs. Waarom kan ze zijn gezicht niet voor zich halen?…Auw… dat hoofd. Haar smaakpapillen registreren een fris scherpe smaak als ze haar droge lippen likt, pepermunt. De scherpe smaak lijkt haar geheugen te activeren en ze ziet zijn handen aan het stuur geklemd, vlak voordat hij een pepermuntje aanpakt. Zijn knokkels schemeren wit door zijn huid en verraden zijn gespannenheid. Alleen de contouren van zijn gezicht krijgt ze duidelijk, maar die bezorgen haar de kriebels. Er was iets vreemds aan hem, maar wat?

Phil Collins. Ach, natuurlijk, hij had de radio aan staan. ”In the air tonight,” ze had het altijd al een goed nummer gevonden. Weer schiet er een stekende pijn door haar slaap. Voorzichtig brengt ze haar hand naar de zijkant van haar hoofd en voelt een flinke buil. Heeft ze zich gestoten… Rob heeft haar toch niet geslagen? Hij was soms een eigenwijze blaaskaak maar slaan… dat nooit. Haar hart bonkt in haar keel én in haar slaap, heeft die vent haar geslagen? Dat gezicht, ze weet zéker dat ze hem had herkend, maar waarvan? Haar hart lijkt nu uit haar borst te springen.

Langzaam maar zeker schuiven de puzzelstukken in elkaar. Beslagen ramen, een stoplicht. Ze had een tijdje rustig naast hem gezeten tot ze voelde hoe hij haar observeerde. Toen ze hem liet weten hem ergens van te kennen werd hij nerveus. En die nervositeit sloeg op haar over. Nadat ze hem de reden van haar late wandeling had onthuld leek het alsof hij zich aan haar begon te ergeren. Hij had de eerstvolgende afslag genomen en iets gemompeld over een lekke band. Nadat hij de auto tot stilstand had gebracht stapte hij uit…

Haarscherp ziet ze de krant nu weer op Rob’s tafel liggen. Ze had zich net in het artikel verdiept tot de ruzie met hem tussenbeide kwam. Haar onderbewustzijn heeft de foto en de bijbehorende letters opgezogen. De letters dansen voor haar ogen, tot ze zich vastzetten op haar netvlies. Wegens goed gedrag vrijgekomen. Ophef, omdat de psychiaters het niet eens werden. De één verklaarde hem genezen, de ander vreesde herhaling. In blinde paniek had ze de auto uit willen vluchten, maar het laatste dat haar ogen registreerden was de schep die na een flinke zwaai de zijkant van haar hoofd raakte.

Opstaan, nu… ze wil overeind komen maar stoot haar hoofd. Eindelijk beseft ze dat ze niet in bed ligt. De kilte en de muffe lucht die ze inademt zetten al haar zintuigen op scherp. Dit kan niet waar zijn. Als ze de ruwe harde houten wanden aan weerszijden van haar lichaam voelt realiseert ze zich eindelijk wat er gaande is. Begraven… hij heeft haar levend begraven…als een dolle stier begint ze tegen de wanden en het deksel te trappen en te duwen maar er is geen beweging in te krijgen…

Hij gooit de schep in de achterbak, raapt Camilla’s sjaal van de vochtige grond en drukt hem tegen zijn gezicht. Een zweem van rozen beneemt hem bijna de adem. Jammer, hij had haar willen sparen. Maar tijdens het gezeur over haar vriend wist hij het zeker. Zij was net als Monica uitverkoren. De sjaal zou een ereplaats aan de muur van zijn flat krijgen. Zijn eerste trofee, er zullen er ongetwijfeld nog vele volgen. Dat gapende gat in zijn binnenste moet worden gevuld. Met Monica was hij de fout in gegaan, dat zou hem niet meer overkomen. Hier, diep in dit grote verlaten bos zijn de dieren zijn enige getuigen, en die praten niet. Hij neuriet een dwaas kinderliedje waarna een harde lach zijn auto vult. 

Sinds zijn vrijlating is hij eindelijk tevreden met zichzelf… voorlopig…

© Ingrid Punt

Voor deel 2; Klik




maandag 28 oktober 2013

Biefstuk




Biefstuk



Het is een regenachtige zaterdag dus druk in het eetcafé. Vrouwen die met hun volle boodschappentassen nog even binnenlopen voor een lekker broodje of een kop soep. Het meisje achter de bar schenkt een borrel in voor een bejaarde man. Er komt een man binnen die zijn vrouw bij de markt heeft afgezet en snel de benen richting café heeft genomen. Hij heeft z’n hond bij zich die al net zo verveeld naar buiten kijkt als de bejaarde man achter zijn borrel. De serveerster brengt een bakje water voor de hond die er even aan snuffelt om vervolgens zijn neus op te trekken, hij is duidelijk beter gewend.

'Mag ik even bestellen?' vraagt Piet - een man van middelbare leeftijd- aan het meisje. Ze lijkt hem niet te horen en loopt haastig terug naar de bar. Piet blijft op allerlei manieren haar aandacht trekken, maar zonder resultaat. De regen buiten begint extreme vormen aan te nemen. Piet begint een liedje te fluiten terwijl hij naar de doorweekte mensen kijkt die door de plotselinge wolkbreuk zijn overvallen en zich nu verdringen bij de ingang. Iedereen wil zo snel mogelijk naar binnen en men haast zich om een tafeltje te bemachtigen.

Twee mannen en een vrouw duiken snel op de vrije stoelen af die aan zijn tafeltje staan. De vrouw trekt haar drijfnatte jas uit en doet dit op zo’n dusdanige manier dat Piet net zo goed buiten in de plenzende regen had kunnen zitten. Hij staakt het fluiten, trekt een zakdoek uit zijn broekzak en veegt zijn gezicht droog terwijl hij de vrouw een venijnige blik toewerpt. Ze negeert hem volkomen, hangt haar druipende jas over de stoel naast hem, vraagt aan de mannen tegenover haar wat ze willen drinken en wenkt de serveerster die direct op haar afkomt.

'Twee bier en een cola' zegt ze nors zonder het meisje aan te kijken. 'Zou ik ook meteen even kunnen bestellen?' vraagt Piet vriendelijk aan de serveerster. 'Ik kom zo bij U meneer' zegt deze geïrriteerd en weg is ze alweer. Piet staat op pakt zijn jas van de kapstok, zet zijn pet op en loopt fluitend de regen in. Als hij langs het raam loopt ziet hij dat de oude baas zich nu te goed doet aan een malse biefstuk.

"Biefstuk!!!" schiet hem ineens te binnen … als hij een beetje opschiet is hij misschien nog op tijd. Bij de slager trekt hij braaf een nummertje. In de bijna lege vitrine ziet hij nog vier biefstukken liggen dus dat komt goed. Maar het nummertje blijkt niet te werken want de slager helpt iedereen behalve hem. Als hij voor zijn gevoel aan de beurt is kaapt de dame voor hem alle vier de biefstukken voor zijn neus weg. Verbeeld hij het zich nou of staat ze hem triomfantelijk aan te kijken. Piet zet weer zijn deuntje in. De slager negeert zijn irritante fluitje en vraagt hem eindelijk waar hij hem mee kan helpen. Piet kijkt hem dwaas aan en loopt zonder iets te zeggen de slagerij uit.

De bus rijd net voor zijn neus weg. Het bankje in het bushokje is nat, dus Piet blijft staan en staart als in het niets fluitend naar de alsmaar groter wordende plas voor hem in de goot. De automobilisten schijnen er genoegen in te scheppen om zo dicht mogelijk naast de stoep te rijden en extra gas te geven op het moment dat ze de plas naderen. Als een verzopen kat stapt hij even later fluitend de muffe bus in, die is propvol en Piet wurmt zich tussen de samengeperste mensen naar achteren voor een beetje luchtruimte.

'Hé... kan je niet uitkijken!' Een vrouw kijkt hem met een boze blik aan en begint tegen de vrouw naast haar te klagen over al die asocialen die maar tegen je aanlopen zonder sorry te zeggen. Piet moet nog menige boze blik doorstaan, voelt zich als een haring in een ton en weet zich na vier haltes fluitend een weg naar de vrijheid te persen. Als hij even later weer buiten in de stromende regen staat dringt het tot hem door dat hij vergeten is om uit te checken …… weer vier euro naar de knoppen.

Zodra hij de sleutel in het slot steekt hoort hij haar al schreeuwen. 'Heb je nog aan de biefstukken gedacht…. Piet, heb jij nog biefstukken gehaald?' Terwijl hij zijn druipende pet aan de kapstok hangt kijkt hij haar wazig aan. 'Nee... vergeten!' 'Nee hé... ik kan ook écht niets aan jou overlaten is dat nu zó moeilijk. Het enige dat ik je vraag zijn twee biefstukken en zelfs dat vergeet je nog, wat heb ik nou aan jou. En doe die natte jas uit je ruïneert de loper.' 'Wat eten we vandaag?' vraagt Piet als hij zijn drijfnatte jas in de badkamer heeft gehangen.

'Biefstuk…. tenminste als jij ze had meegenomen, maar die kunnen we nu dus wel op onze buik schrijven. Nu moet ik weer iets anders gaan verzinnen, ik hoop voor jou dat ik nog iets in de vriezer heb liggen anders kun je ze alsnog gaan halen.' Piet tuit zijn mond en fluit nu alsof zijn leven ervan af hangt. 'Stop daar mee Piet, waarom moet je nu altijd zo stompzinnig gaan fluiten als ik je iets duidelijk probeer te maken … stoppen nu, je maakt me razend met dat achterlijke gefluit.'

Ze trekt de vriezer open en haalt er twee karbonades uit. 'We eten dus lekker laat vanavond… dank zei jou… voordat deze ontdooid zijn.' Ze gooit de karbonades op een bord en terwijl ze een koekenpan op het aanrecht zet kijkt ze hem beschuldigend aan. Piet doet alsof zijn neus bloed en begint weer te fluiten. 'Stop met dat deuntje… nu!' Ze staat met gebalde vuisten en vuurspuwende ogen voor hem… Stoppen NU, je lijkt je vader wel, die kon ook niets behalve fluiten!!! Piet pakt de koekenpan van het aanrecht en geeft haar een flinke mep. Als een lappenpop gaat ze onderuit. Hij kijkt even naar de karbonades op het bord… nu heeft hij er twee voor zichzelf… lekker. Eigenlijk nog lekkerder dan biefstuk. Tevreden fluitend zet hij de pan op het vuur.

Copyright © Ingrid Punt Juli 2011




woensdag 23 oktober 2013

Klaar


Klaar... 


Op het éne net zijn tientallen dode kinderen te zien, het konvooi met medicijnen en voedsel is te laat... Zap... het andere net laat een soldaat zien die een andere zwaargewonde soldaat uit de vuurlinie probeert te trekken, de paniek is duidelijk van z’n gezicht te lezen... Zap... een moeder zit apathisch met haar dode kind in haar armen terwijl een hulpverlener radeloos toekijkt... Zap... een huilende juwelier verteld de journalist dat dit al de negende overval is in twee jaar tijd, hij kan z’n winkel wel sluiten omdat er geen verzekeraar meer is die de schade nog wil dekken. Hulpeloos blikt hij in de camera...... 'hij is er óók klaar mee,' zegt de man zuchtend voor hij de afstandsbediening pakt en naar wéér een ander net zapt. 'Wat zeg je schat,' klinkt het vanuit de keuken, het geluid van de afzuigkap maakt dat ze de helft niet verstaat. 'We gaan zo eten hoor,' roept ze als de kamerdeur dichtslaat.

De zoldertrap kraakt onder zijn zware gewicht, bovengekomen geeft hij een paar ferme klappen tegen de balk die dwars over de trap loopt. Ondanks zijn niet geringe lengte moet hij toch enigszins op zijn tenen staan om er bij te kunnen. 'Die is tenminste solide, dat mag gezegd' gromt hij. Hij knipt het licht aan en rommelt wat tussen de stapel met oude spullen. Ergens tussen de verzameling oude boeken en platen staat z’n platenspeler. Met zijn mouw veegt hij een laagje stof weg, waarna hij op zoek gaat naar zijn favoriete LP.

Jim kijkt hem vanaf de vergeelde hoes ernstig aan. Roadhouse blues... nee daar is hij niet voor in de stemming. Light my fire... dat lijkt hem niet echt meer nodig... De plaat is behoorlijk grijs gedraaid en zit vol krassen. Hij geeft de naald nog maar eens een zetje... ja, dat moet hem zijn. In de diepe zolderkast ligt het touw al een tijdje op hem te wachten. Als z’n vrouw hem even later roept voor het eten ziet ze hem hangen in het trapgat... op de achtergrond klinkt de heldere stem van Jim......

The end... the end... the end... the end... the end..........

Copyright © Ingrid Punt 2010




dinsdag 22 oktober 2013

Het recht in eigen hand



Het recht in eigen hand

Zijn ogen staren naar zijn trillende met bloed besmeurde handen, zijn  adem gaat gejaagd. Blinde paniek dwingt zijn hart tot een razend tempo. 

‘Doe open vuilak!’ klinkt een donkere mannenstem vlak voor zijn deur. Dan klinkt een flinke harde roffel tegen het strak geschilderde hout. Het gebonk en geschreeuw gaan nog even door, maar dan lijkt de strijd beslecht. Hij dankt god op zijn blote knieën dat hij een maand of wat geleden de deur heeft laten vervangen voor een zwaarder exemplaar. Een vooruitziende blik? Wie zal het zeggen.  

‘Viezerik, we krijgen je wel.‘ Het is weer even stil, en met ingehouden adem legt hij na enige aarzeling zijn gehavende oor voorzichtig tegen de deur. Er klink gestommel en gefluister aan de andere kant. Maar hoe hij zich ook in spant, hij hoort niet duidelijk wat er gezegd wordt. Hij snelt de kamer in terwijl  zijn bloed zich een weg vanaf zijn gescheurde oor naar zijn nek baant. Telefoon, handdoek, hij aarzelt even, wat heeft prioriteit. 

‘Doe die deur open klootzak!’ klinkt het weer en het gebonk tegen zijn voordeur gaat nu onverminderd door. Het geluid  wordt harder en doffer alsof er nu met een zware balk tegen zijn voordeur wordt gebeukt.
Met trillende vingers tikt hij 112 in. 

‘112 alarmcentrale, wie wilt U spreken, politie, brandweer of ambulance?‘ 
‘Wat kan mij het schelen, stuur voor mijn part alles, want als het nog lang gaat duren heb ik ze alle drie wel nodig. 
‘Rustig blijven meneer, zijn er ook gewonden bij?’ 
‘Er staan een aantal kerels voor mijn deur die me willen molesteren, gewond? Ja, Ik ben net op straat door ze te grazen genomen, schiet een beetje op alstublieft.‘ 

Hij vertelt haar het adres terwijl het gejoel en geschreeuw buiten luider wordt. Het lijkt wel alsof er meerder raddraaiers zijn bijgekomen. 
‘Blijft U aan de lijn meneer ik verbind U door met de politie.'

De avond begon zo goed. Hij had zijn vriendin opgehaald en samen waren ze naar één of andere Franse speelfilm geweest – De Vrais Mensonges of zoiets- Hij had niets met Franse speelfilms en het romantische gezwijmel had hem al helemaal niet kunnen boeien. Maar in tegenstelling tot haar vorige jaloerse, overheersende vriendje gunde hij Merel dat verzetje. Hij vond haar lief en aandoenlijk als ze zo geëmotioneerd raakte. De film had indruk gemaakt en direct daarna wilde ze naar huis. Had hij maar geluisterd. Maar hij moest en zou nog even naar zijn stamkroeg. Na dat Franse gezever nog even lekker een biertje drinken met zijn vrienden. Aan de bar zat een vreemde vent, druk bezig met zijn mobiel. De hele avond had hij al het gevoel gehad dat die kerel hem observeerde met zijn broeierige ogen, maar verder had hij er geen aandacht aan geschonken. Het was gezellig en het bier smaakte hem goed, te goed. Zo goed zelfs, dat Merel hem vriendelijk toch resoluut de deur wees nadat de taxi hen bij haar thuis had afgezet. Ze wilde geen aangeschoten vent in bed en na een kop sterke koffie kon hij vertrekken.

Het was een mooie heldere avond en hij besloot naar huis te lopen. De frisse avondlucht deed hem goed en een aantal straten verder voelde hij zich al een stuk beter. Eerst merkte hij hun voetstappen niet eens op, tot hij zijn pas versnelde en de personen achter hem zijn voorbeeld volgden. De straat was donker en verlaten en de rechtopstaande haren in zijn nek deden hem besluiten niet achterom te kijken maar zijn pas nog enigszins te versnellen. De plotselinge, harde greep om zijn schouder belette hem verder te lopen en voor hij zich kon verweren kreeg hij een flinke dreun tegen zijn onderkaak. Terwijl hij zijn evenwicht verloor, zag hij in een waas drie mannen tegenover hem staan. Hun gezichten stonden hard en gevoelloos. Alleen de flink uit de kluiten gewassen kerel die hem de dreun gaf en over zijn pijnlijke vuist wreef had een razende blik in zijn ogen.  Het was de man uit het café  

‘Het is hem wel degelijk jongens, kom op, grijp hem.’ Riep zijn belager.  
‘Wat moeten jullie van me?‘ wist hij nog verbaast uit te brengen voor de kerel hem weer een dreun – nu tegen zijn oor-  gaf.  
‘Als jullie geld willen, mijn portemonnee zit in mijn achterzak.’ Maar de harde ogen van zijn tegenstander stonden genadeloos. 
‘Je geld, laat me niet lachen man, hier viespeuk, wat heb je hierop te zeggen?’ Hij duwde hem zijn mobiel, onder zijn neus. 
'Hier kijk dan vuilak, kijk wat je hebt aangericht.’ 

Op het display van zijn mobiel stond een foto van hem met daaronder de tekst –wie herkent deze pedofiel- Met daaronder een misselijkmakend verhaal over wat hij zou hebben aangericht. Even was hij met stomheid geslagen, hoe kwamen ze aan zijn foto, en sterker nog, hoe kwam zijn foto bij dit walgelijke artikel. Zijn hersenen draaiden op volle toeren. Wie zou er zo’n hekel aan hem kunnen hebben en hem zoiets aan kunnen doen. Veel tijd om erover na te denken had hij niet, want de kerels trokken hem alweer overeind. Maar eer één van zijn belagers hem nog een dreun kon verkopen, wist hij zich los te rukken.  Hij rende voor zijn leven. Want dat ze hem wilden lynchen  was hem wel duidelijk. Na een wilde, angstaanjagende achtervolging  wist hij uiteindelijk, buiten adem zijn huis te bereiken.

De deur kraakt nu onder het gewicht van de zware houten balk, en na nog een aantal stoten begeeft deze het uiteindelijk. De mannen stormen naar binnen en trekken hem aan zijn haren de straat op. Buiten is het geschreeuw inmiddels oorverdovend en er blijken nog meer gekken op de herrie te zijn afgekomen. De gezichten –zowel van de mannen als de vrouwen- zijn vertrokken in razernij en niemand toont mededogen.
‘Grijp dat monster krijst een ijzige vrouwenstem, en de mensenmenigte sluit zich al snel om hem heen. Hij voelt de schoppen, stompen en handen die aan hem trekken. Maar net als hij denkt dat zijn laatste minuut geslagen heeft hoort hij de sirene’s. Hij krijgt nog een flinke trap in zijn zij en na een laatste vuistslag tegen zijn  slaap verliest hij het bewustzijn. Het pistoolschot dat daarop volgt ontgaat hem.


Zijn advocaat komt naar hem toe om hem de hand te schudden. Zijn teleurstelling is groot. Meer zat er niet in en de strafmaat voor het vergrijp valt hem tegen. Over vervroegde vrijlating bij goed gedrag nog maar te zwijgen.

‘Een uit de hand gelopen grap’ had het ex-vriendje van Merel het genoemd. Het is niet zo moeilijk om iemands naam te besmetten wanneer je een zieke geest hebt. Je knipt en plakt wat aan elkaar, en plaatst het op het internet. Er zijn altijd wel meelopers te vinden die je op kunt hitsen en dingen kunt laten doen waar je zelf het lef niet voor hebt. In een groep voelt een lafaard zich veilig. De bedompte lucht in het gebouw valt hem nu pas op. Hij is toe aan frisse lucht. Behendig haalt hij de rem van zijn voorwiel en rijdt met zijn rolstoel naar de lift. 

Binnen enkele jaren kunnen ze gewoon weer verder met hun leven … zij wel.

© Ingrid Punt februari 2013

maandag 21 oktober 2013

Logica


Logica


'Mama ik ben zo bang.'
Nog slaperig kijk ik naar het kleine kereltje naast m’n bed. Zijn knuffel stijf in z’n armpjes geklemd. Ik zucht want ik weet wat er komen gaat.
'Kom op mannetje, ik breng je weer terug naar je bedje. Mama is dicht bij je, dus er is niets om bang voor te zijn. Ik zal een lichtje aan laten, goed?'
'Maar ik ben zo bang, ik vind het daar eng, ik wil daar niet slapen.'

De vorige nacht heeft me geleerd dat ik nu kan praten als Brugman en dat het ongetwijfeld weer een gebroken nacht gaat worden - en dat wil zeggen- bed in bed uit.

Het is natuurlijk altijd even wennen, en ook ik heb er last van als ik voor het eerst de nacht doorbreng op een nieuw vakantieadres. Vreemde omgeving, vreemd bed.
Ik kijk nog eens naar dat bange koppie. Bij het vooruitzicht om met z’n drieën in het krappe tweepersoonsbed te moeten liggen voel ik de spieren in m’n rug al verkrampen. 'Nou vooruit dan maar, ga jij maar lekker bij papa liggen -die overigens lekker door snurkt- dan slaap ik wel in jouw bed.'
Ik zie de opluchting in zijn ogen en nadat ik hem met knuffel en al heb ingestopt, loop ik slaapdronken naar zijn slaapkamer en laat me uitgeput in zijn bed vallen, waarna ik dan ook direct als een blok in slaap val.

Geen idee hoelang ik heb geslapen, als ik wakker word van de kat die op het bed springt. Zijn voetstappen drukken zwaar in de zijkant van het matras terwijl hij richting mijn kussen loopt. Even ben ik blij met het vertrouwde thuisgevoel, tot het besef bij me binnendringt dat ik;
a. Niet thuis ben,
b. Het dus niet mijn kat kán zijn,
c. Hij niet spint zoals gewoonlijk,
d. Deze kat wel érg zwaar is
e. Op dit vakantieadres helemaal geen kat aanwezig is, althans… niet zichtbaar.
Mijn haren gaan overeind staan, ik huiver en voel ineens dat het in de kamer erg kil is voor een hete zomernacht, én… ik ben hier blijkbaar niet alleen.

Uit de kuil naast mijn hoofd -waar de vermeende kat zou moeten zitten, klinkt een zware ademhaling, en deze is niet van een kat. Even blijf ik verstijfd liggen en probeer ik het geluid -dat steeds dichterbij mijn gezicht komt- te negeren, of op z’n minst te verklaren. Maar het aanzwellende geluid en de steeds dieper wordende kuil naast mij, ontnemen me elke logica. Eindelijk neemt mijn instinct het over en spring ik uit bed. Zo snel als mijn benen me kunnen dragen ren ik naar de andere slaapkamer.

Trillend sta ik voor het bed, 'kom mannetje, schuif eens op.'
'Ben jij ook bang mama?'
'Nee hoor lieverd, mama heeft het koud en met z’n drietjes in bed is toch véél gezelliger.'


Copyright © Ingrid Punt februari 2011

Rood


Rood


Vanaf een afstand houdt de lange ambitieuze blondine de kunstschilder Eric Edgar nauwlettend in de gaten… vandaag zal ze erachter komen, hoe dan ook. Haar carrière is een beetje ingedut sinds ze vier jaar geleden als journaliste voor een gerenommeerd kunstblad is begonnen. Een goede primeur kan ze wel gebruiken. Zoals verwacht is het weer gigantisch druk in de galerie. Het loopt ronduit storm, de champagne vloeit rijkelijk en Eric Edgar’s peperdure schilderijen verkopen -zoals gewoonlijk- weer als warme broodjes. De huidige crisis heeft duidelijk zijn weerslag op de kunstwereld maar Eric’s doeken hebben er ondanks de hoge vraagprijzen tot op heden nog niet onder te lijden gehad.

Zelfverzekerd en geamuseerd kijkt hij naar de in een druk geanimeerd gesprek zijnde kunstcritici. Roger Bel -een zeer gewaardeerd kunstkenner - drukt zijn neus nog een keer tot pal bij het doek met de naam ‘Onderhuids’ en keert zich daarna zuchtend en hoofdschuddend tot de andere aanwezige critici. ’Geen flauw idee... ik twijfelde even tussen Pompeii of vermiljoen of misschien een combinatie van beiden, maar ik kan mijn vinger er niet op leggen.’ Hij friemelt wat aan de boord van zijn overhemd en is duidelijk van zijn stuk omdat zijn kennis van zaken na een jarenlange ervaring door dit doek aan het wankelen is gebracht. Eric besluit hem uit zijn lijden te verlossen en voegt zich lachend bij het gezelschap.

Roger is duidelijk blij met zijn aanwezigheid en legt joviaal een hand op diens schouder… ’Kom op Eric, vertel het en laat ons niet langer in het ongewisse. Hoe kom je aan deze ongekende kleur rood?’ Eric kijkt de man quasi niet begrijpend aan. ’Hoezo, Roger… deze kleur rood… gewoon een kwestie van de juiste kleuren mengen toch?’ Jij met je jarenlange ervaring moet toch in een oogopslag deze combinatie weten te herkennen.’Het gezelschap bestaande uit twee vrouwen en drie mannen schiet in de lach en Roger verschiet van kleur waardoor de kleur van zijn hoofd neigt naar de kleur rood op het bijzondere doek. Hij mompelt nog iets onverstaanbaars om zich daarna snel richting bar te begeven om daar een dubbele whisky te bestellen.

Eric maakt nog een aantal flauwe grappen tegen de rest van het gezelschap als John -zijn manager- hem wenkt. ’Eric, het is weer een succes, werkelijk alles is verkocht dus wat mij betreft kunnen we de tent sluiten. Ik zal de journalisten zeggen dat ze met het interview kunnen beginnen en dan houden we het voor gezien voor vandaag.' Eric knikt instemmend en even later wordt hij door de ingeschakelde journalisten aan een vragenvuur onderworpen.

'Hoe kan het dat de kunstverkoop terug loopt maar dat jouw doeken wel verkopen?’
‘Tja… dat moet je de kopers vragen, misschien kwaliteit?’
Het publiek lacht en Eric’s ijdelheid groeit.

'Heb je nog doeken op stapel of ben je bezig met nieuw werk?’
’Ik heb wel wat nieuwe ideeën omtrent een aantal doeken maar ik ben er nog mee bezig.’

’Eric, hoe krijg je die wonderlijk rode kleur, de kleur is echt zo bijzonder en niemand kan ons uitleggen welke kleuren je daarvoor gebruikt hebt, misschien kun jij een tipje van de sluier oplichten?’

De lange blondine kijkt hem afwachtend aan duidelijk van plan hem het vuur aan de schenen te leggen. Het publiek houdt de adem in, nu gaat het komen en worden ze deelgenoot van het lang bewaarde geheim van de ongeëvenaarde kunstenaar. Maar Eric lacht schamper ’Mijn kleur rood blijft geheim tot aan mijn dood.’ Hij draait zich om, loopt zonder de verbouwereerde blondine nog een blik waardig te gunnen naar de bar en besteld nog een paar flessen champagne. Er gaat een zucht van teleurstelling door het publiek maar nadat de catering voor de zoveelste keer met de hapjes en drankjes langs is geweest is men het gauw vergeten en laat men zich uiteindelijk voldaan en mak uitgeleide doen.

Eric maakt nog een praatje met zijn manager als hij de lange blondine bij de uitgang ziet staan, geenszins van plan te vertrekken zonder een bevredigend antwoord. ‘Kan ik misschien nog iets voor je doen, vraagt hij haar gemaakt vriendelijk.’ ’Misschien antwoord geven op mijn net gestelde vraag?’ ‘Die heb je gehad, ik heb er verder niets aan toe te voegen.’ De blondine zet nijdig haar champagneglas op een tafeltje maar net iets te hard… het voetje breekt af en het glas snijd in haar hand. Een donkerrode druppel bloed maakt zich traag los van het ontstane wondje en baant zich een weg naar haar pols. Als gebiologeerd staart Eric naar de wond alvorens hij haar snel een servetje aanreikt. 'Weet je wat,’ zegt Eric … terwijl hij het wondje onhandig schoon veegt, 'kom vanavond gezellig een drankje bij me drinken en dan zal ik je mijn geheim letterlijk uit de doeken doen.' Hij geeft haar zijn adres en met een zelfvoldane blik verlaat ze de galerie. ‘Tot vanavond,’ roept hij haar na en hij krijgt een peinzende blik in zijn ogen.

‘He Frits, jongen… ‘ de hond komt hem kwispelend tegemoet. Eric loopt naar de tafel waar zijn schildersspullen liggen en vist er na wat zoeken een aantal tube's met rode verf tussen uit en knijpt deze leeg in een blik. ‘Heb jij je een beetje vermaakt tijdens mijn afwezigheid?’ Frits staart gaat heftig heen en weer en hij loopt naar de koelkast. ‘Heb je honger man… we moeten een beetje opschieten vandaag want we krijgen vanavond bezoek.’ Hij pakt een stuk worst uit de koelkast geeft het aan Frits af die er smakkend mee naar zijn mand loopt. Eric kijkt keurend naar de glazen buisjes met rode vloeistof die in de koelkastdeur staan, tilt er voorzichtig een buisje uit en schud die even. Met ingehouden adem kijkt hij naar het buisje in zijn handen, om de rode vloeistof vervolgens te vermengen met de verf in het blik.

‘De voorraad raakt uitgeput Frits… maar vanavond komt er weer een flinke partij bij.’


© Copyright Ingrid Punt november 2011

zondag 20 oktober 2013

Tuinhuisje te koop



Tuinhuisje te koop


Besluiteloos staat ze met de miniaturen in haar handen. Voor welke moet ze nu kiezen, zal ze voor de mooie rode Harley Davidson Road King gaan of toch maar liever voor de zwarte Suzuki? Wat dat betreft zal ze toch echt zelf een keus moeten maken. Hé verdorie, hoewel hij persé een motor wilde, is ze er nooit diep genoeg op ingegaan om er achter te komen naar welk type zijn voorkeur uitging. ‘Ach wat, we nemen de rode, die past ook wel mooi bij het interieur van het tuinhuisje.’ 
De verkoper kijkt haar vriendelijk aan ‘is het een cadeautje?’ 
‘Ja, laten we eens gek doen, gooi d’r maar een mooi papiertje om.’ 
Ze geeft de man een warme knipoog. ’Hebben we iets uit te pakken.’ 

Tja, dat tuinhuisje. Daar is het in feite allemaal mee begonnen. Gekregen van oma zaliger, als huwelijkscadeau. Als klein meisje bracht ze er al vele weekenden en vakanties door. Ontzettend spannend had ze het gevonden om samen met oma in de grond te wroeten. Oma had haar wijsgemaakt dat ze misschien ooit nog wel eens een schat zou vinden. Maar de enige schat die uit de grond kwam, waren haar zelf verbouwde spruitjes. Net als elk ander normaal kind lustte ze natuurlijk helemaal geen groenvoer. Maar haar eigen spruitjes propte ze kokhalzend naar binnen. Ze had er tenslotte niet voor niets zoveel energie in gestoken.

Oma werd slecht ter been, de tuin te veel werk, maar verkopen, dat nooit. Dus het bedenken van een huwelijkscadeau was voor het oudje een fluitje van een cent. Twee vliegen in één klap. Dolgelukkig was ze geweest met het cadeau van oma, en haar kersverse echtgenoot vond het allemaal wel best. Toen de liefde nog hoogtij vierde, ging hij elke vrije dag mee om samen met haar in de aarde te wroeten. Tijdens de vakanties waren ze beiden druk bezig geweest het vervallen tuinhuis een flinke opknapbeurt te geven. Het was een paleisje geworden al zei ze het zelf, en ze hadden groenten te over. Na jaren kwam van de één op andere dag de kentering, haar man kreeg last van de midlife crisis, en niet zo’n beetje ook.

De spruitjes kwamen hem de neus uit, de sportschool kreeg ineens zijn voorkeur, en zij zat alleen in haar tuin. Plotseling ging zijn interesse meer uit naar de borsten van de buurvrouw dan naar de koolraap. Ze zaten niet meer op één lijn, en zijn grillige gedrag was voor haar niet langer te volgen. Een aantal lange, dramatische jaren had ze zijn rare ideeën en vreemde gedrag nog weten te dulden. Wilde hij eerst nog emigreren omdat hij het hier in Nederland zat was, vervolgens liep hij te zeuren om een boot. Uiteindelijk stond zijn besluit vast. Hij wilde een motor, maar zo’n ding kost natuurlijk geld. Hij begon te mokken als een klein kind, en uiteindelijk moest het tuinhuisje er wat hem betreft aan geloven. Volgens hem hadden ze er genoeg tijd en geld in geïnvesteerd, en was de tijd nu aangebroken om daar de vruchten van te plukken. 
‘Verkopen die handel’ zei hij bot. Hoe kon hij hun levenswerk zo verloochenen.

De maat was pas echt vol, toen ze zonder enig overleg het bord  ‘Te koop’ in de tuin zag staan. Ze had hem opgebeld en gevraagd direct naar de tuin te komen. De woede in haar overslaande stem had hem doen besluiten toch maar weer eens zijn neus te laten zien. Dat het haar menens was, merkte hij pas toen ze hem met datzelfde bord finaal tegen de vlakte sloeg. Stuiptrekkend had hij tussen de friseesla en de radijsjes gelegen. Het gewroet in de aarde had haar geen windeieren gelegd maar spierballen waar menig bouwvakker jaloers op was. Ze had hem naar binnen gesleept en in zijn stoel gehesen, waar hij nu, na drie maanden nog steeds kwijlend in zit. De buren hadden zo nu en dan nog wel eens naar hem geïnformeerd, vooral die rondborstige. Zonder van kleur te verschieten had ze hen wijsgemaakt dat hij last had van een mannenkwaaltje, want ach, daar had ze in feite niets aan gelogen.

Ze hijst hem een beetje rechtop in zijn stoel, knoopt een slab om zijn nek en veegt zijn mond schoon. ‘Zo schat, kijk eens wat ik voor je heb meegenomen?’ Ze scheurt het pakje open en zet het rode miniatuur recht voor hem op tafel, opdat zijn troebele ogen zich nog enigszins kunnen focussen.

‘Mooi hé lieverd, kan hij je goedkeuring wegdragen? Ik heb de bon bewaard hoor, dus ik kan hem altijd nog ruilen. Als jij je nu even vermaakt met je motor, dan haal ik nog even wat verse groenten. Wat wil je eten vanavond, rode kool of wortelen?’

© Copyright Ingrid Punt september 2012


Schimmen


Schimmen

Je kijkt me aan en weer zie ik die wilde blik. De schimmen in je hoofd zijn wederom aanwezig.
Ze laten je niet met rust... dag en nacht... ben je rusteloos als opgejaagd wild.
‘Zie jij ze dan niet’, vraag je me wanhopig.

- Ergens daar in de diepte verscholen, achter die doffe ogen zit de persoon die ik nog vaag herken.
De vrolijke, zorgeloze, standvastige... maar vooral slimme...
en even slaat bij mij de twijfel toe.
Jouw schimmen ... je weet ze zó duidelijk te omschrijven dat ik ze bijna aan kan raken.

Eindeloze gesprekken hebben we gevoerd om elkaar te overtuigen van ons gelijk.
Maar wat is gelijk in deze... jouw schimmen... ik wil ze niet kennen.
Ondanks mijn verwoede pogingen kan ik jou niet redden uit die poel van ellende en waanzin, en moet ik er voor waken dat je mij niet meesleurt.- 

Je kijkt plots met afgrijzen langs me heen en ik voel een rilling over mijn rug.
'Zie je ze dan echt niet?' vraag je me nu bijna smekend.
Moet ik meegaan in jouw waan ... alleen maar om jouw gevoel van eenzaamheid weg te nemen?
'Nee... echt niet', hoor ik mezelf zeggen.

En terwijl ik de woorden zo overtuigend uit mijn mond hoor komen, voel ik me een verrader.
Je blik veranderd van verdrietig in apathisch, -ik weet niet wat ik erger vindt ... je zakt weer weg in die grenzeloze, voor mij onbereikbare diepte en weigert nog langer met mij te spreken.

Wanneer ik naar de deur loop ben je voor héél even terug, je kijkt me weer aan met die panische en smekende blik... 'echt niet?'
Nee, écht niet!!!
De zware deur slaat dicht en terwijl de sleutel de deur op slot draait, hoor ik je gillen.

En wéér slaat de twijfel toe......... Stel?

© Ingrid Punt 2010


zaterdag 19 oktober 2013

Vreemd gezelschap


Vreemd gezelschap


Hij duwt zijn hoofd nog dieper in het kussen -dat veilig en vertrouwd voelt en zijn enige houvast is zodra het donker wordt. 'Ga weg… niet doen, ik ben bang!'

Elke avond is het naar bed gaan een drama en probeert hij uit alle macht tijd te winnen om maar niet in die kamer en in dat bed te hoeven.
'Mama… ik wil nog even in bad blijven.'
Dat even weet hij vaak te rekken tot er rimpeltjes in zijn vingertopjes verschijnen. Daarna getreuzel met zijn pyjama aantrekken.

'Alsjeblieft papa, mag ik nog even iets drinken?'
'O jee, ik ben vergeten mijn tanden te poetsen.'
'Mama… mag het licht nog even aan blijven?'

Papa en mama hebben al van alles geprobeerd om hem op tijd in zijn bed te krijgen. Een verhaaltje voorlezen -een verhaaltje dat ze tientallen keren moeten herhalen- Samen liedjes zingen –hij heeft oneindig veel liedjes uit zijn hoofd geleerd, er komt geen eind aan- Een dromenvanger die nare dromen moet verjagen -net als bij de indianen- zegt papa.

Een nachtlampje, maar dat maakt de schaduwen nóg groter. Even bij hem blijven tot hij in slaap valt,maar zodra ze de kamer hebben verlaten begint het weer. Zelfs een andere kamer en een nieuw bed -een grote jongens bed, volgens mama- het helpt allemaal niets. De angst voor het slapen gaan blijft. Het waarom durft hij niet uit te spreken, ze zouden hem misschien niet geloven. Hij heeft er de woorden niet eens voor. Want hoe kan hij de angst onder woorden brengen die hij voelt zodra de schaduwen op het behang gaan bewegen,het behang langzaam verlaten om op hem af te komen en hem te belagen.

Sommige schaduwen spreken woorden in een taal die hij niet begrijpt, of ze maken ruzie met elkaar en willen allemaal als eerste zijn volledige aandacht. De lange magere vrouw heeft een schrille stem en schreeuwt vaak. Tegen de anderen maar ook tegen hem, ze heeft een vreemde blik in haar kille ogen. De grote man met zijn zware stem is vast boos... want hij vloekt en zegt nare woorden die hij van papa en mama nooit zou mogen zeggen. Het kleine meisje huilt altijd en kijkt hem verdrietig aan, hij snapt het niet… zou zij soms nét zo bang zijn in het donker als hij? De jongen die hem plaagt en altijd aan zijn haren trekt wil dat hij met hem komt spelen, maar hij is te bang en te moe en wil het liefst gewoon rustig slapen.

Alleen de oude man is aardig. Hij heeft een hoed op en een mooie stem en met zachte maar dwingende toon jaagt hij de enge schaduwen weg. Mama heeft een foto van hem op haar nachtkastje staan. Ze heeft hem verteld dat het zijn opa is. Hij loopt ook altijd met hem en mama mee als ze hem naar school brengt. En als mama naar huis gaat blijft hij altijd nog even bij hem zitten en fluistert hem de antwoorden van sommige sommetjes in zijn oor en kijkt glimlachend naar de tekeningen die hij maakt…. dan knikt hij goedkeurend, hij vindt ze vast mooi. Ja, hij is eigenlijk best lief.

Maar ’s nachts is hij er niet altijd om hem te beschermen. Dan heeft hij het vast druk met andere dingen en is het best eng met zoveel vreemde, enge schaduwmensen om je heen. 

Gelukkig zijn er soms ook sterretjes die dansen op het behang, daar kan hij uren naar kijken. Ze brengen hem rust en maken hem blij, ze zorgen ervoor dat hij tevreden in slaap valt. Vaak zijn ze er ook als hij gewoon aan het spelen is. Dan dansen ze boven zijn lego en wijzen hem waar hij de legosteentjes moet plaatsen om het huis te bouwen dat hij in zijn hoofd heeft.

Als hij een leuke dag heeft gehad of als hij blij is komen ze ’s avonds vaak terug, net of ze mee willen delen in zijn vreugde en geen afscheid van hem kunnen nemen. Maar als hij boos of verdrietig is laten ze zich niet zien en komen de boze schaduwen weer om tegen hem te vloeken en te schreeuwen. Eventjes houd hij zijn adem in… hij hoort niets meer… zal hij? Voorzichtig kijkt hij op van zijn kussen. Eindelijk is het weer stil om hem heen, hij zucht… de kust is veilig. Het maanlicht word verdrongen door het daglicht. De nare schreeuwende vrouw op de stoel naast zijn bed heeft weer plaats gemaakt voor zijn eigen grote bruine knuffelbeer.

Copyright © Ingrid Punt Juni 2011


Groene vingers



Groene vingers

Ze kreunt terwijl ze in haar ogen wrijft.... barstende hoofdpijn heeft ze. Het is nog aardedonker dus het zal pas een uur of drie, vier zijn. Haar keel voelt gortdroog en het bed onder haar hard en klam. Auw... dat hoofd... wat is er in godsnaam gebeurt gisteren. Flarden aan herinneringen schieten door haar hoofd. Datingsite... O ja... dát was het, ze had een date.


Alleenstaande man... Trefwoorden;

Romantisch...
Humor...
Gezelligheid...
Handig...
Tuinieren, zoekt dito vrouw.


Na wat heen en weer mailen leek er een klik en hadden ze uiteindelijk een afspraak gemaakt in een druk restaurant. Dat leek haar voor een eerste afspraakje wel zo handig. Mocht het absoluut niet klikken dan konden ze het beiden na één aperitief zonder probleem voor gezien houden. Ze probeert zich het hele gebeuren weer voor de geest te halen. Man... tot zover klopt het. Maar verder zitten er gaten in haar geheugen en het gezicht van de man wil niet tot haar doordringen.

Blond... ja... hij was blond, normaal postuur en casual gekleed.Corduroy... ze herinnert zich zijn bruine corduroy broek. Daar maakte hij indruk mee, een negatieve wel te verstaan. Geluncht... ze hebben samen geluncht maar wat ze precies heeft gegeten is ze kwijt. Ze likt haar lippen, knoflook... het was iets met véél knoflook. Thee... ze zouden bij hem thuis nog een kop thee drinken dan kon ze zijn tuin bewonderen. Hij ging prat op zijn groene vingers. Hé, wat vervelend dat ze zijn gezicht niet voor zich kan halen....ow.... dat hoofd.

Zijn tuin was schitterend, dat weet ze nog, en ze complimenteerde hem ermee dat zijn planten het zo goed deden. "Een kwestie van de juiste mest" hoort ze hem zeggen. Ze ziet zichzelf staan voor een grote kuil. Vijver...” dat is de aanleg voor mijn nieuwe vijver,” klinkt een hese stem... En die stem sloeg soms een beetje over, net alsof hij nerveus was. Daardoor voelde zij zich ook niet erg op haar gemak en na de thee probeerde ze een uitvlucht te bedenken om weg te komen. “Toe, blijf nog even” klinkt weer de hese trillende stem. Na veel aandringen van zijn kant weet hij het te rekken tot een tweede kop thee. Maar dan voelt ze zich vreemd in haar hoofd worden. Rob.... ja hij heette Rob, oppert dat ze misschien wel een griepje onder de leden heeft en vraagt haar of ze misschien even wil gaan liggen.

Haar hele wezen zegt haar dat ze moet gaan, naar huis, naar bed, weg van hier... en ze vraagt of ze nog even gebruik mag maken van het toilet. Dat mag van Rob, en duizelig en onvast op de benen loopt ze de gang door richting toilet. Kist... er is geen toilet te bekennen, maar wel een grote ruwhouten kist. Ze staat voor de kist en verbaast zich erover dat hij zo groot is, zéker twee meter lang. Dan hoort ze een hese, trillende stem achter zich...”het toilet is één deur verder dame.” Schep... ze ziet de schep die na een flinke zwaai de zijkant van haar hoofd raakt.

Donker... Ow.... ze brengt haar hand naar de zijkant van haar hoofd en voelt een flinke buil. Opstaan, nu... ze wil overeind komen maar stoot haar hoofd. Het besef dringt bij haar door dat ze niet in bed ligt en als ze de ruwe harde houten wanden aan weerszijden van haar lichaam voelt realiseert ze zich eindelijk wat er gaande is. Begraven... hij heeft haar begraven....als een dolle stier begint ze tegen de wanden en het deksel te trappen en te duwen maar er is geen beweging in te krijgen... Help!!!!!

“Goedemorgen buurman, wat een schitterende vijver is het geworden, en ik sta er elke keer weer versteld van hoe bijzonder goed uw planten het doen.”

“Dank U buurvrouw,” zegt de blonde man met hese overslaande stem, “een kwestie van de juiste mest.”


© Copyright Ingrid Punt december 2012


vrijdag 18 oktober 2013

Spookrijder






Spookrijder



Gelukkig… aan de overkant van de straat brand nog licht. Hoe heeft ze kunnen denken dat ze het wel tot thuis zou redden. Ze heeft een hekel aan tankstations … vooral ’s avonds laat. Maar de laatste aantal kilometers was ze zielsgelukkig geweest als ze er een was tegengekomen. Met het zweet in beide handen heeft ze het tot aan dit dorp weten te redden totdat haar bolide er hortend en stotend de brui aangaf.

Daar zit ze dan, ze heeft twee opties. Bij iemand aanbellen en vragen of ze even mag bellen of lopend op zoek naar een tankstation… ze dacht het niet. De straten zijn hier niet al te best verlicht. Met een kritische blik keurt ze het huis aan de overkant. Zoals altijd laat ze haar gevoel en intuïtie meespreken. Het huis ziet er goed onderhouden uit, met aan weerszijden van de brede roodgeschilderde voordeur donkere marmeren plantenbakken met welig tierende klimop.

Een vriendelijk huis, althans, dat gevoel geeft het haar. Maar wat doorslaggevend is, er piept nog licht tussen de zware overgordijnen door. Ze waagt het erop.

Op de deurmat staat welkom… dat doet het altijd goed. Er is geen bel en ze kijkt twijfelend naar de zware koperen havikskop die dienst moet doen als deurklopper. Na twee keer geklopt te hebben gaat het ganglicht aan en hoort ze voetstappen haar richting uit komen. De deur gaat open en voor haar staat een lange man van een jaar of dertig. Hij oogt niet onvriendelijk als hij haar vragend aankijkt. ''Zeg het eens… wat kan ik voor je doen?''
''Ik wilde vragen of ik even bij u kon bellen, heel dom, maar ik sta zonder benzine en mijn mobiel heeft hier om de een of andere reden geen bereik.''
Hij knikt begrijpend en gaat haar voor de gang in, wat haar in de gelegenheid stelt om hem op veilige afstand wat beter te bekijken. Hij is behoorlijk groot… meer lang en mager, maar toch ook atletisch. Zijn donkere broek en sweater slobberen om zijn lichaam en hij loopt moeizaam, alsof zijn linkerbeen een eigen leven leid.

In de gezellige woonkamer is het behaaglijk warm en ze wrijft zich even in de handen. ''Hallo, ik ben Joe, ga even zitten, wil je misschien iets drinken voor de schrik'' Vraagt hij haar met een licht Amerikaans accent. ''Koffie, thee, een glas fris of iets sterkers?'' '' Een glaasje fris dan maar, als ik tenminste niet stoor'' en ze kijkt onderzoekend de kamer in. De tv staat aan met daarop het late nieuws. '' Nee hoor… je stoort niet.'' Hij loopt moeizaam de kamer uit om even later terug te komen met twee glazen Cola. ''Ik was toch nog niet van plan om naar bed te gaan, ik heb niet zo veel slaap nodig. En op tv is ook niets bijzonders'' zegt hij terwijl hij deze uitdrukt waarna hij zich in de stoel tegenover haar laat vallen.

''Zo … geen benzine meer, tja vrouwen…'' zegt hij schamper lachend. Dan valt haar het litteken op. Naast de linkerkant van zijn mond loopt een dikke rode kabel die tot boven zijn linkeroog door loopt. Hij ziet haar staren… ''Motorongeluk.'' ''Sorry …'' zegt ze. ''Het geeft niet, ik ben het gewend, laten we eerlijk zijn het is niet iets wat je snel over het hoofd ziet.''
Ze neemt snel een slok van haar cola als haar oog op een album valt dat op tafel ligt. Hij vangt haar blik, ''kijk gerust hoor als het je interesseert, het is mijn verzameling honkbalplaatjes. Als kind was ik al bezeten van honkbal en met veel moeite heb ik mijn album vol gekregen met alle bekende spelers uit die tijd. Later ben ikzelf ook gaan honkballen maar na mijn ongeluk zat dat er niet meer in.'' Hij kijkt ongelukkig naar zijn linkerbeen.



Ze pakt het album van tafel en slaat het open… allemaal foto’s van honkbalspelers, sommigen streng en ongemakkelijk poserend voor de camera… anderen vrolijk of geconcentreerd gefotografeerd tijdens hun spel… honkbal. Een ding hebben ze gemeen, ze dragen allemaal petjes met het embleem van hun club. Onder de plaatjes staan hun namen… George Herman Ruth Jr. - alias Babe Ruth- , Mickey Mantle, Joe Dimaggio, Tyrus Raymond alias -Ty Cobb- en Lou Gehrig. ''De beste honkman aller tijden en met een record aan grand slams'' vertrouwt Joe haar toe. Dat album heeft me wat gekost, vooral dat laatste plaatje.

''Sorry, maar ik heb er niet zo veel verstand van maar Lou Gehrig... daar heeft Mike het altijd over.''
''Wie is Mike?''
'' Oh, Mike is mijn neefje van twaalf en sinds een aantal jaren verslaafd aan honkbal… hij staat ermee op en hij gaat ermee naar bed. Als hij zou weten dat ik nu een album zit te bekijken met de beste spelers ooit dan zou hij stik jaloers op me zijn. Hij hoopt ooit net zo’n goede slagman te worden als Lou Gehrig. Hij zou een moord doen voor dit plaatje…
Was jij goed Joe?'' Durft ze hem te vragen.
''Ach, ik was geen topspeler maar het was mijn lust en mijn leven.''
Hij kijkt even twijfelend naar het album voor hij het van haar aanneemt en op een tafeltje naast hem neer legt. Boven het tafeltje hangt een foto van een jongetje met een te grote honkbalpet…''Je zoontje?'' vraagt ze hem aarzelend. Hij kijkt even afwezig naar de foto en zonder haar te antwoorden staat hij plotseling op….

''Oké… benzine, je hoeft niet te bellen, in de garage heb ik nog wel een jerrycan staan.'' Hij neemt haar mee naar de garage en daar ziet ze de motor in de beugels staan. ''Ja, hij heeft net zo een klap gehad als ik dus ik heb er nog wel even werk aan, ik wil je niet weg hebben hoor maar ik denk dat ik er nog maar even aan ga sleutelen. Hij kijkt even triest naar de motor alvorens hij een jerrycan oppakt en samen met haar naar de auto loopt. Hij vult de tank en ze vraagt hem wat hij van haar krijgt. ''Ben je mal, ik ben blij dat ik je kon helpen. Zorg nu maar dat je veilig thuis komt.''
''Bedankt Joe.'' Ze start de auto en rijd de stille donkere straat uit, ze kijkt nog even achterom maar Joe is in geen velden of wegen meer te zien en het huis staat er nu donker en verlaten bij.


De havikskop voelt sinds gisteravond vertrouwd als ze hem twee maal tegen de deur laat vallen. Ze wacht even maar er gebeurt niets. Nog maar eens proberen, ''jajaaa….'' Hoort ze een vrouwenstem roepen en even later gaat de deur open.Voor haar staat een oudere dame die verbaast naar de bloemen kijkt die ze in haar handen heeft. ''Bloemen voor mij?''
''Ik kom eigenlijk even langs om Joe te bedanken voor de hulp gisteravond.''
De lachende mond van de vrouw trekt samen tot een harde streep en haar ogen staan nu somber.''Wat is dit voor morbide grap?'' …'' Grap? Ik begrijp het niet, ik kom alleen maar even bedanken want zonder Joe’s hulp had ik niet geweten wat ik had moeten doen.'' De vrouw tegenover haar kijkt even vertwijfeld, ze kijkt nog even naar de bos bloemen alvorens ze haar uitnodigt om binnen te komen.

''Ik kwam alleen maar even deze bloemen afgeven …'' ze kijkt de kamer rond en vraagt ''is Joe er niet?''
''Nee meisje… Joe is er niet. Kijk, ik weet niet wie of wat je bedoelt en wat je nu eigenlijk komt doen maar Joe is er al een aantal jaren niet meer.''
''Maar ik was hier gisteravond, ik heb met hem gesproken en hij heeft mij aan benzine geholpen omdat ik zonder zat.''
''Luister... ik woon hier alleen en was gisteravond bij mijn zus dus jouw verhaal lijkt me erg onwaarschijnlijk.'' Ze kijkt naar de foto die boven het tafeltje hangt, ''wie is dat?'' De vrouw volgt haar blik, ''dat is Joe toen hij een jaar of acht was.'' Haar blik wordt zacht en haar ogen vochtig als ze vervolgd, ''hij was altijd al gek op honkbal. Na zijn twintigste verjaardag is hij naar Pittsburgh Pennsylvania vertrokken. Hij heeft daar bij zijn favoriete club kunnen spelen en heeft de tijd van zijn leven gehad. Drie jaar geleden kwam daar allemaal een eind aan, hij is verongelukt met zijn motor. Hij vloog uit de bocht, zijn helm vloog af en hij raakte een boom, hij was op slag dood.''
''O … Sorry, wat verschrikkelijk…'' geschrokken kijkt ze de vrouw aan. Dan ziet ze het album op het tafeltje… mag ik… ze slaat het open en kijkt net als gisteren naar de plaatjes van de spelers maar het plaatje van Lou Gehrig, is verdwenen.

De vrouw maakt van de gelegenheid gebruik om haar het leven van Joe in geuren en kleuren uit de doeken te doen. De lieve baby, zijn ondeugende jongensjaren, zijn pubertijd, de band tussen hen beide en vooral hoezeer zij haar zoon mist. Het ijs is nu gebroken en ze verteld de vrouw wat er gisteravond allemaal is gebeurt maar deze kijkt haar aan alsof ze niet goed bij haar hoofd is. Ze kan het zich toch niet allemaal verbeeld hebben…. Iemand moet een vreemde maar nare grap hebben uitgehaald. Na wat een eeuwigheid lijkt neemt ze afscheid van de vrouw. Ze geeft haar de bos bloemen en bied nogmaals haar excuses aan. ''Sorry mevrouw dat ik u zo heb laten schrikken.'' Deze knikt wat afwezig en loopt met haar mee naar de buitendeur. ''Ach, ik vond het eigenlijk wel fijn om weer eens met iemand over Joe te praten, het is alweer zo lang geleden.''

Buitengekomen blijkt het later dan ze had gedacht, de lantaarns zijn al aan. Dan hoort ze een motor de hoek omkomen en ze staart verblind door de koplamp naar de donkere figuur die er op zit. Hij neemt gas terug en stopt vlak naast haar. Zonder iets te zeggen haalt hij iets uit de zak van zijn leren jack en duwt het in haar hand. Ze probeert te achterhalen wat zijn helm verbergt maar net zo snel als hij de hoek omkwam zo snel is hij alweer uit het zicht verdwenen. Ze stapt snel in haar auto, knipt het licht aan en kijkt naar de schat die ze in haar handen heeft.

Ze ziet het gelukkige gezicht van Mike al voor zich als ze hem dit plaatje van Lou Gehrig geeft.

© Copyright Ingrid Punt oktober 2011



A perfect day



A perfect day

Hij duwt haar blonde krullen opzij en drukt een kus in haar hals. "Waar zit jij met je gedachten schat?" Ze opent haar ogen en haalt diep adem, "ik zat even te doezelen."Het is één van de laatste lentedagen en de zomer hangt alweer in de lucht. Haar neusgaten vullen zich met de geur van een mengeling gras, zonnebrandmiddel én..... hete koffie.

Ze kijkt hem vragend aan terwijl ze de thermosfles onder zijn neus schuift “wil jij nog?” “Graag, maar je ontwijkt mijn vraag.” Verliefd kijkt ze hem aan alvorens ze met een tevreden zucht over het grasveld tuurt. “Ik bedenk me net hoe gelukkig ik eigenlijk ben, ik heb eigenlijk alles wat een mens maar kan verlangen.”


Hij volgt haar intens tevreden blik, ergens midden op de speelweide schopt een klein jongetje met een blonde krullenkop tegen een grote rode bal. Hij knikt instemmend ,"hij lijkt op je, en dan heb ik het niet alleen over zijn uiterlijk. Misschien wordt het tijd voor een zusje?"

"Daar valt altijd over te discussiëren" zegt ze plagend terwijl ze naar zijn lachende gezicht kijkt. "Maar eerst maar eens een lekker versgebakken broodje."


"Wacht maar... ik haal ze wel, wil je ham of kaas?" Zonder haar antwoord af te wachten veert hij op en loopt naar de grote rieten picknickmand die ze in de schaduw van de grote plataan heeft gezet. "Maakt niet uit, ik vind alles prima," roept ze hem vrolijk na terwijl ze wat grassprietjes van het geblokte kleed veegt.. De eenden trekken haar aandacht met hun luidruchtige gekwetter, ze maken plaats voor twee zwanen die traag en statig over het water lijken te glijden.De zon weerkaatst op het water van de vijver en ze knijpt haar ogen tot spleetjes.

De schaduw die plotseling voor haar staat vraagt..... "Mam... mag ik een ijsje?" Ze knippert even met haar ogen en kijkt in het blozende gezicht van het blonde jongetje, ze strijkt hem over zijn blonde krullen "eerst een broodje en dan een ijsje." De schittering van de zon prikt ineens weer in haar ogen, maakt plaats voor een schaduw en ze hoort haar zoontje nogmaals vragen "Mam... mag ik een ijsje?"ze strijkt hem weer over zijn krullen "Eerst een broodje en dan een ijsje" hoort ze zichzelf zeggen. De schittering wordt heftiger ...gevolgd door een schaduw als ze haar zoontje weer hoort vragen... 'Mam.... mag ik een ijsje?" ze strijkt hem wederom over zijn blonde krullen "Eerst een broodje en dan......"


De luide sirene van het alarm klinkt oorverdovend. "We hebben een error" roept een man in witte overall naar zijn collega’s. Hij drukt op een schakelaar en de capsule opent zich. "Dat ziet er niet best uit," roept hij naar één van de andere mannen. Deze komt direct de stand van zaken opnemen en schud bedenkelijk zijn hoofd. "Weer één uit de 1960 serie? Ik had er net ook al één, alleen een 46,XY... Ik zeg, loskoppelen... ik vraag vast een 1961 aan en vergeet deze niet af te schrijven." De man knikt, koppelt de draden los, duwt de blonde krullen opzij en scant het nummer achter haar oor. Hij drukt op de knop delete en dan op send. Hij steekt de scanner in het etui dat aan zijn riem bungelt, tilt het bleke lichaam uit de capsule en legt het op de lopende band. Even later wordt het nieuwe exemplaar in de capsule aangesloten. Hij duwt haar blonde krullen opzij en scant het nummer  achter haar oor.

Hij duwt haar blonde krullen opzij en drukt een kus in haar hals. "Waar zit jij met je gedachten schat?" Ze opent haar ogen en haalt diep adem, "ik zat even te doezelen." Het is één van de laatste lentedagen en de zomer hangt alweer in de lucht. Haar neusgaten vullen zich met de geur van een mengeling gras, zonnebrandmiddel én..... hete koffie. Ze kijkt hem vragend aan terwijl ze de thermosfles onder zijn neus schuift "wil jij nog?" "Graag, maar je ontwijkt mijn vraag."Verliefd kijkt ze hem aan alvorens ze met een tevreden zucht over het grasveld tuurt. "Ik bedenk me net hoe gelukkig ik eigenlijk ben, ik heb eigenlijk alles wat een mens maar kan verlangen........"


© Copyright Ingrid Punt januari 2012


Onkruid

Onkruid


Deel 1

Z’n koffers staan zorgvuldig gepakt in de gang... het is nu alleen nog een kwestie van doorzetten.
Ze wist het al maanden, maar hij bleef het ontkennen. Een vrouw voelt zoiets intuïtief aan. Druk op het werk, "wacht maar niet op mij, ik slaap wel op de zaak." Uren in de file staan... "ik eet onderweg wel een broodje." Zijn smoesjes werden steeds doorzichtiger, hij tartte haar intelligentie. Dat ging nu al meer dan een jaar zo. Gisteravond kwam het hoge woord er uit, ze heet Chantal en is gewoon een leuke vriendin, en ze moest daar niet zo moeilijk over doen. En ja, ze brengen veel tijd samen door, squashen, zwemmen, tennissen... so wath... jij hebt toch niets met sport?
Hij ook niet... maar dat is hij voor het gemak maar even vergeten. Dat zij voor de zoveelste keer alleen met de kleine thuis zit is toch niet zó erg. Zoek ook een leuke hobby, zegt hij met een sarcastisch toontje als hij weer eens laat thuis komt met een flinke parfumwolk om zich heen, ze herkend het luchtje inmiddels uit duizenden.

Hij kijkt haar nog amper aan... en als hij haar wél aankijkt is het verwijtend. Want niets deugt meer aan haar, haar kapsel, haar kleding, zelfs haar zorgzaamheid irriteert hem. In bed liggen ze tegenwoordig mijlen ver van elkaar verwijdert. Samen hadden ze besloten dat zij haar goedbetaalde baan en carrière op zou geven om voor de kleine te zorgen, nu neemt hij haar kwalijk dat ze zo’n moeke is, en geen vrouw van de wereld zoals Chantal. Zij is slim, leuk in de omgang, welbespraakt, humoristisch en ze heeft alles zo goed voor elkaar. Maar wanneer ze oppert dat hij dan maar bij Chantal in moet trekken, blijkt het ineens toch niet z’n type, om haar vervolgens weer de hemel in te prijzen. Ze is klaar met z’n gedraai en z’n leugens.

Wanneer ze zijn sleutel in het slot hoort, wil ze het liefst wegvluchten, ze kan zijn minachtende blikken niet meer aan... ze voelt zich zó klein. Terwijl ze haar rug strekt, spreekt ze zichzelf streng toe... nog even sterk zijn, dit laat je jezelf niet meer aandoen. Zijn ontgoochelde blik bij binnenkomst verrast haar, en als hij de koffers ziet staan pakt hij haar beet en zegt hij dat hij van haar houd. De grond onder haar voeten voelt als drijfzand. Ze is moe... moe van de eindeloze verwijten over en weer... moe van het sterk zijn... moe van zijn smoesjes... moe van hun leven langs elkaar heen.

Hij pakt de koffers op, loopt er mee naar de slaapkamer en gooit ze leeg op het té grote bed.
Dit wil jij niet echt, zegt hij met een doordringende blik. Gek, op een kritiek moment weet hij haar blik wél te vangen. Ze weet niet meer wat ze wil... gevoel heeft ze al lang niet meer en haar hersens lijken in staking. Hij laat zich echt niet door haar buiten de deur zetten, zo goed kent ze hem wel. Heel even heeft ze overwogen om zelf weg te gaan... “waar wil je naar toe?“ hoort ze hem nog honend zeggen. Collega’s, vrienden en familie ziet ze niet meer, daar heeft hij wel voor gezorgd. Hij heeft haar mentaal gebroken, en zij heeft het niet eens gemerkt.

Blijf dan maar, hoort ze iemand met zachte hese stem zeggen... ze schrikt, kwamen die woorden echt uit haar mond? Hij kijkt haar met een spottend lachje aan voordat hij ruw haar voorhoofd kust. De manier waarop hij haar kust maakt haar niet eens meer uit... zijn kussen komen al héél lang niet meer bij haar binnen, daarvoor heeft hij haar té vaak vernederd. Vanavond eet ik gewoon lekker thuis zegt hij met een zelfverzekerde blik. En schatje, maak iets lekkers klaar, Chantal eet vanavond ook mee. Als hij even later de deur achter zich dicht trekt loopt ze traag richting keuken. Ze draait haar lange haar in een knot, en zet met haar laatste beetje zelfrespect een grote ovenschaal op het aanrecht. Ze slaakt een diepe zucht alvorens ze het gootsteenkastje open trekt.

De fles met onkruidverdelger staat achterin...... vanavond gaat ze maar eens flink culinair uitpakken.



Deel 2

De tafel staat netjes gedekt met haar mooiste damast, het antieke servies van oma - voor speciale gelegenheden- en haar mooie kristallen glazen. De ovenschotel staat te pruttelen, wat haar betreft kunnen ze nu wel komen. Ze heeft de jurk aangetrokken die haar het meest flatteert, haar kapsel weer een beetje gefatsoeneerd, ze wil vanavond geen modderfiguur slaan... ze kijkt in de spiegel en brengt nog een beetje lipstick aan. Het is bijna zeven uur… hij zal het toch niet in z’n hoofd halen om op het laatste nippertje weer af te bellen.

Ze schenkt zichzelf maar vast een wijntje in want de zenuwen gieren door haar keel. Waar heeft ze haar sigaretten gelaten… tegenwoordig rookt ze alleen nog als ze erg gestrest is, en dit is duidelijk een noodgeval. Hoe zou ze zijn… 'Chantal,' als ze zijn verhalen moet geloven moet ze perfect zijn. Waarschijnlijk lang, slank en mooi, goed gekleed… wat haar haarkleur betreft tast ze in het duister. Zenuwachtig plukt ze aan de zoom van haar jurk, heb ik wel de juiste kleur kousen aan … Shit, wat voelt ze zich onzeker… Als ze nog een slok wijn neemt hoort ze zijn auto al voor de deur. Haar hart klopt in haar keel… niet voor het raam gaan staan, neemt ze zichzelf voor, dat staat zo onbeholpen. Ze probeert relaxed in de stoel te blijven zitten en slaat haar benen over elkaar, De zwarte pumps, die ze normaal nooit draagt omdat ze verrekte pijn doen steken aanvallend naar voren. Ze hoort ze lachend de gang binnen komen.

Als de deur eindelijk open zwaait kijkt ze in het vrolijke gezicht van een kleine gezette vrouw van middelbare leeftijd. Donkerbruin haar met hier en daar een grijs streepje. Spijkerbroek, stevige stappers en een foeilelijke rode slobberpullover. 'Hai, ik ben Chantal 'zegt ze terwijl ze haar stevige hand lachend onder haar neus duwt. 'O… hai Chantal,' zegt ze verward terwijl haar hand de stevige knuist van Chantal probeert te trotseren. 'Zo, uhhh, dus jij bent Chantal…' weet ze nog net dom uit te kramen. Ze moet zichzelf bedwingen om niet in een hysterisch gelach uit te barsten. Maar tegelijkertijd draaien haar hersens op volle toeren.
Hier klopt iets niet… heeft hij iemand anders zo ver kunnen krijgen om voor Chantal door te gaan. Ze werpt een blik op haar man, maar die is druk doende om een wijntje voor Chantal in te schenken, 'Zo,' zegt hij lachend, 'eindelijk kunnen jullie eens kennis met elkaar maken.'

De 'overspelige' echtgenoot neemt naast haar plaats terwijl hij haar een kus geeft.
'Zo schat… én… wat staat er op het menu?'



Deel 3

'Sorry... van de ovenschotel... én je trui...' stamelt ze terwijl ze schuldig naar de rode slobbertrui van Chantal kijkt. De toch al foeilelijke trui ziet er nu wel érg apart uit met hier en daar een natte grauwe plek... het schoonmaken is niet echt gelukt. 'Och,' zegt Chantal, 'ik neem aan dat je het niet expres deed,' waarop ze met een bulderende lach bijna over tafel klapt. Ze hapt naar lucht en zegt nog nahikkend, 'ik stuur je de rekening van de stomerij wel.'

Dat ze zichzelf er nog uit heeft weten te redden is haar nog steeds een raadsel. De manier waarop, was misschien niet erg subtiel, maar nood breekt wetten. Dus geen gezeur over een trui die toch al niet de schoonheidsprijs verdiende, Chantal mag blij zijn dat ze er zo genadig van af is gekomen. Haar man wast inmiddels zijn handen in onschuld en geeft de schaal met Sushi door aan z’n sportvriendin. 'Gelukkig zit er een Japanner om de hoek' zegt hij olijk... Chantal komt nu helemaal niet meer bij, de wijn eist zijn tol en niet alleen bij Chantal. -Zou je hem niet... was hij altijd maar zo lollig- Het plaatje klopt niet, heeft hij al die tijd de waarheid gesproken? Dit is écht z’n type niet... Chantal lijkt haar een aardig en vrolijk mens... maar nu niet direct het soort vrouw waar hij op zou vallen.

'Dus jij houdt niet van tennis?' vraagt Chantal haar geïnteresseerd.
'Nee, ik ben niet zo’n ballenmens!' De rode slobbertrui schiet van voor naar achter, en het gierende geluid dat daar bovenuit komt overtuigt haar ervan dat Chantal in een lachstuip is geschoten. De tranen rollen inmiddels over haar wangen en haar gezicht kleurt net zo dieprood als haar vormloze trui. 'Geen ballenmens... geweldig!!!' Snikt ze na.
Manlief zit alles met een vage glimlach gade te slaan, Wanneer ze hem een wijntje inschenkt geeft hij haar een veelbelovende knipoog. Ze krijgt het warm, is het schuldgevoel of schaamte?

Ik denk dat ik maar eens voor de koffie ga zorgen...' ze moet even alles voor zichzelf op orde zien te krijgen.
Vanuit de keuken hoort ze de twee gezellig keuvelen. Al die tijd heeft ze spoken gezien die er achteraf totaal niet blijken te zijn. Opgelucht dat alles met een sisser is afgelopen loopt ze even later met de koffie de kamer in. Héél even valt het stil als ze binnenkomt.
Tijdens de koffie voelt ze dat hij haar al een tijdje peilend aan zit te kijken. 'Gaat het schat... je ziet zo bleek en bent de hele avond al zo stil.' 'Ach, ik vind het vervelend van die ovenschotel...' is het eerste dat haar te binnen wil schieten, en daar is ook eigenlijk niets aan gelogen. 'Maak je niet druk' zegt Chantal terwijl ze haar tas pakt, 'het was erg gezellig en ik ben niet omgekomen van de honger. En die trui... ach, die was toch al aan vervanging toe...' ze begint weer te lachen en het werkt aanstekelijk, als ontlading lacht ze nu overdreven hard mee.

'Ik breng Chantal even weg,' zeg haar man als hij opstaat om de jassen te pakken. 'Wil je écht niets meer drinken Chantal?' 'Nee laat ik maar eens gaan, morgen weer vroeg op.'
Als ze zijn vertrokken begint ze met het afruimen van de tafel. Wat een ravage op het aanrecht, als stille getuige liggen er nog een aantal brokstukken van de gesneuvelde ovenschaal. Ze kiepert ze snel in de afvalbak... ze wil niet meer aan haar dwaasheid worden herinnerd.

In de auto zitten een man en een vrouw zwijgend naast elkaar. 'Was het een beetje naar wens?' vraagt de vrouw. 'Het ging perfect' zegt de man terwijl hij zijn portefeuille pakt en er een paar honderd euro uithaalt... ze pakt ze gretig aan. 'Hoe heet je eigenlijk écht?' 'Doet dat er verder nog iets toe?' vraagt de vrouw terwijl ze de kraag van haar jas omhoog trekt. 'Eigenlijk niet nee,' zegt de man zuchtend en hij start de auto. 'Waar kan ik je afzetten?' 'Het station is prima,' zegt de vrouw.

De keuken ziet er eindelijk weer uit alsof er geen oorlog in én buiten haar hoofd heeft gewoed, en tevreden loopt ze de kamer in. De zwarte pumps schopt ze in de hoek, die krengen lijken steeds meer te gaan knellen. Als ze zich eindelijk uitgeblust maar opgelucht in de stoel laat vallen gaat de telefoon. Wie belt er nu nog op dit tijdstip. 'Hallo......' geen antwoord...... 'HALLO,' roept ze harder...... aan de andere kant blijft het dreigend stil.

Op het moment dat ze de telefoon neer wil leggen klinkt er een zachte vrouwenstem... 'ik denk dat wij elkaar maar eens moeten ontmoeten... je spreekt met Chantal......'


Deel 4

De deur van het bruine café gaat moeizaam, ze veegt haar voeten langer dan nodig op de dikke kokosmat. Welkom, heeft er ooit gestaan, maar de letters zijn door veelvuldig gebruik grotendeels weggesleten. De binnendeur die het halletje van het café scheidt gaat zo mogelijk nog zwaarder, de dikke koperen stang voelt ijskoud aan als ze hem met beide handen open drukt. Haar ogen moeten even aan de slecht verlichte ruimte wennen. Donkere houten stoelen en tafels met dikke zware roodbruine tafelkleden, vaasjes met verkleurde droogbloemen, ooit neergezet om de huiselijke sfeer te verhogen geven het geheel nu iets triest. Het is niet druk binnen, een oude man die zijn hond stukjes worst voert... twee giechelende meiden achter een glaasje cola... een jong stel dat elkaar zwijgzaam verliefd aan zit te staren, het meisje achter de bar is druk bezig met het espressoapparaat en begroet haar gemaakt vriendelijk.

Daar half verscholen achter een pilaar ziet ze het gezicht van een jonge vrouw. Als ze verder het lokaal in loopt kruisen hun blikken elkaar. Haar mond voelt droog en haar hart gaat tekeer als ze op het tafeltje afloopt... de vrouw staat op om haar te begroeten... ze is mooi, en eigenlijk precies zoals ze zich had voorgesteld. 'Hallo, ik ben Chantal' zegt de vrouw terwijl ze haar onderzoekend aankijkt...'Ellen,' zegt ze terwijl ze gaat zitten. 'Wilt U misschien iets drinken?' vraagt het meisje van het espressoapparaat... 'doe mij maar een zwarte koffie.' Als het meisje wegloopt kijken ze elkaar een beetje aftastend aan. 'Zo dus jij bent Ellen'... verbreekt Chantal als eerste de stilte... 'hoe is het nu met je, na alle ellende die je hebt moeten doorstaan, je dochtertje... verschrikkelijk...... slik je nog steeds medicijnen?'

'M’n dochtertje... medicijnen?' Ze kijkt de vrouw niet begrijpend aan
'Ja... je man vertelde me van het ongeluk, nu zo’n anderhalf jaar geleden'… Chantal kijkt haar vragend aan. 'Ongeluk... je bedoelt dat auto-ongeluk dat we hebben gehad, ja en wat is daarmee?' 'Jullie dochtertje is daarbij toch omgekomen?' vraagt Chantal voorzichtig. Ellen kijkt haar ongelovig aan, 'hoe kom je daarbij? Ze was er niet eens bij!'
'Dat vertelde je man'... gaat Chantal voorzichtig verder, 'waarom zou hij zoiets verzinnen?' 'Geen idee' zegt Ellen terwijl ze haar geïrriteerd aankijkt, 'maar ik denk dat je hem verkeerd begrepen moet hebben.' Ze begint in haar tas te rommelen en haalt een foto uit haar portemonnee... 'kijk, dit is Kim.' Chantal pakt de foto aarzelend aan en kijkt naar het lachende gezicht van een klein blond meisje... 'ze lijkt op jou zegt Chantal' terwijl ze haar snel de foto weer overhandigt.

'Ik zal je maar meteen de reden van onze afspraak vertellen... je man vertelde me dat je de dood van jullie dochtertje nooit te boven bent gekomen en je zware medicijnen slikt om jezelf een klein beetje op de been te kunnen houden. Jullie gingen scheiden omdat je een heel ander persoon bent geworden sinds dat ongeluk... jij schijnt er vrede mee te hebben dat hij nu met mij omgaat. Ik wil graag jouw kant van het verhaal wel eens horen'... Ellen weet niet wat ze hoort, haar hart gaat nu in een razend tempo... en met harde overslaande stem bijt ze haar toe... 'mijn kant van het verhaal is dat ik een man heb die het niet zo nauw met de waarheid en het woordje trouw neemt. Dat hij daarbij ons kind gebruikt om jouw zand in de ogen te strooien en dat jij daar dan ook nog intrapt dat kan er bij mij niet in. Dag Chantal, geloof jij nu maar wat je wilt geloven maar laat mij verder met rust!' Als een furie staat ze op... 'en laat die koffie ook maar zitten!' snauwt ze naar het meisje als ze langs de toog naar buiten snelt.

Buiten staat ze nog steeds te trillen van woede... hoe halen ze het in hun hoofd, en dat over het hoofd van haar kleine meisje. Ze probeert met haar trillende handen haar autosleuteltje uit haar tas te pakken maar alles wordt wazig en de tas schiet uit haar handen waarbij de halve inhoud over straat rolt. Terwijl ze alles snel bij elkaar grist, rolt er een klein plastic potje met gele tabletjes tegen haar voet... ze raapt het verbaast op. Hoe komt dat in vredesnaam in haar tas terecht...

Leponex... staat er op het etiket... met daaronder haar naam...


Deel 5

Met het voor haar onverklaarbare potje in haar hand geklemd loopt ze naar binnen. Het is druk in de wachtkamer en bij het zien van zoveel wachtende mensen breekt het zweet haar uit. Haar hart slaat weer op hol en wanneer het wazig wordt voor haar ogen weet ze nog net de assistente bij haar mouw te pakken voor de duisternis bezit van haar neemt.

Ergens in de verte hoort ze een
stem... 'Ellen, gaat het weer een beetje?' Met veel moeite weet ze haar ogen te openen en kijkt ze in het bezorgde gezicht van haar huisarts. Ze is nog steeds verward, misselijk, haar tong voelt droog en belet haar te spreken. Ik denk dat we de dosis maar aan moeten passen hoort ze de arts zeggen, haar ogen proberen zich te focussen op de persoon waar hij mee zit te praten. Haar man fluistert iets terug en de arts knikt zorgelijk.

Hij schrijft iets op een formulier en geeft het aan haar man die het direct in z’n jaszak frommelt.
'Drie maal daags,' zegt de arts als hij haar een glas water aan reikt.
Ze drinkt het gulzig leeg, maar het smaakt bitter en ze vraagt zichzelf af waarom ze niet normaal kan reageren. Het lijkt wel of de woorden niet willen komen en haar stem haar bevelen niet op wil volgen. Haar man kijkt haar geruststellend aan, en fluistert nog iets tegen de arts. 'Als het zo doorgaat zit er inderdaad niets anders op' hoort ze deze zeggen, maar we kijken het nog even aan.

Als ze even later aan de arm van haar man naar buiten strompelt, schiet de reden van haar doktersbezoek haar weer door het hoofd, en haar hand graait in de zak van haar mantel.
Weg... het bewuste potje is verdwenen... haar man duwt haar met zacht dwingende hand in de passagiersstoel en slaat de deur dicht. Trillend van ellende en onbegrip zit ze even later naast hem, zijn gezicht staat ernstig als hij haar vraagt... 'zo en vertel me nu maar eens wat je van plan was te doen?' Haar stem werkt nog steeds niet mee wanneer ze hem het bewuste potje uit zijn zak ziet halen...

'Dit was toch zeker niet de reden van je bezoek hé?' vraagt hij met een strak gezicht......



Deel 6

Haar mond voelt droog terwijl ze haar polsen en enkels uit de riemen probeert te worstelen.
Een roep om hulp probeert aan haar keel te ontsnappen… maar er komt geen enkel geluid. Het zweet staat op haar voorhoofd van inspanning, haar lichaam kronkelt in het klamme bed. Met een laatste krachtinspanning weet ze zich voorover te buigen... De riemen trekken zich strak rond haar polsen, maar verder is er geen beweging in te krijgen en uitgeput laat ze haar verkrampte lichaam weer achterover op het bed vallen Even lijkt ze zich over te geven aan haar gedwongen arrest. Ze sluit moedeloos haar ogen tot ze naast zich een zachte stem hoort… 'mama… wat is er met je?' Ze twijfelt even… heeft ze het goed gehoord… na alles wat ze de afgelopen weken heeft meegemaakt vertrouwd ze haar eigen zintuigen niet meer.

En weer klinkt de verbaasde stem van haar dochtertje…'mama, wat is er met je?' Waneer ze haar ogen opent ziet ze de voor haar zo bekende blonde krullen van haar kind. 'Kim, wat doe jij hier… ga hulp halen.' Maar het meisje kijkt haar alleen maar triest aan en achter haar doemen de gezichten van twee witte gestaltes op. 'Rustig maar Ellen… wij zorgen wel voor je' zegt de ene gestalte, zijn gezicht is haar onbekend maar hij kijkt haar geruststellend aan. Het trieste gezicht van haar dochtertje verdwijnt naar de achtergrond om plaats te maken voor de witte gestaltes. Ze buigen zich over haar heen, pakken haar beet en drukken haar in het klamme matras. 'Kim…. haal alsjeblieft hulp… NU!…' hoort ze zichzelf schreeuwen. Maar Kim verdwijnt in een grijze waas zodra ze de stekende pijn in haar arm voelt.
Uit alle macht probeert ze nog iets van een schreeuw uit haar keel te persen… maar er komt helemaal niets. De geluiden om haar heen verstommen, haar blik wordt troebel en ze zakt weg tot in de diepste kraters van haar ziel.

'Was dit wel echt nodig?' Vraagt de ene witte gestalte aan de andere, 'ze lijkt mij niet gevaarlijk.' 'Je hoorde toch dat ze om haar dochter riep, heb jij iemand gezien?' De man schud zijn hoofd, nee dat niet, 'maar om nu meteen zo rigoureus te handelen.' Na de riemen om haar enkels en polsen te hebben gecheckt lopen ze de kamer uit en zodra ze de deur achter zich hebben afgesloten verschijnt er naast de in diepe slaap verkerende vrouw een klein meisje met blonde krullen.
Ze streelt de vrouw over het hoofd…. en zacht fluistert ze in haar oor… 'mama… wat is er met je?'



Deel 7

Onrustig loopt hij door de kamer, een grote vuilniszak in z’n handen. Snel haalt hij de kastplanken leeg, poppen, knuffels schriften en potloden…alles propt hij wild in de zak. Totdat zijn blik op een met wit leer bekleed boekje valt, in het leer zijn witte vlinders geborduurd en er hangt een klein goudkleurig slotje aan.
Hé… dat hij dat vergeten was, 'wil jij er ook een verhaaltje inschrijven papa?' Hij ziet haar weer voor zich staan, ze kijkt hem vragend aan met haar grote blauwe ogen…
Hij laat z'n vingers even over de geborduurde vlinders glijden voor hij aarzelend het boekje opent en de bladzijde zoekt waar hij ooit zijn versje heeft neer geschreven… 'Lieve Kim,' staat er met sierlijke letters. Het lijkt alweer zo lang geleden… even van zijn stuk gebracht haalt hij vertwijfeld zijn hand door zijn haar terwijl hij de tranen in zijn ogen voelt prikken.

Ruw klapt hij het boekje dicht en werpt het achteloos bij de rest van het speelgoed. Nu niet week worden… misschien laten ze haar alsnog naar huis gaan en dan moeten alle sporen zijn gewist. Terwijl hij snel de vuilniszak dichtknoopt wordt hij opgeschrikt door zijn mobiel.. zeg 't eens Chantal, ja ik ben bijna klaar.
'Het gaat de goede kant op, ik ben de spullen aan het opruimen, straks weet ze zelf niet meer wat werkelijkheid is en wat niet. Geloof me schatje, het gaat nu niet lang meer duren. Binnenkort zijn we vrij om te gaan en staan waar we willen… én met een flinke smak geld. Nee zeg, begin jij nu ook al… geduld, ik beloof je dat alles met een sisser afloopt.' Geïrriteerd steekt hij zijn mobiel in zijn zak en haalt nog wat foto's van de wand. Terwijl hij naar de deur loopt pakt hij nogmaals zijn mobiel… 'Sorry schat dat ik zo uitviel,' de rest van zijn excuses worden getemperd door de deur die hij achter zich sluit.

Het achteloos neergegooide poëziealbum blijft als stille getuige achter, de witte vlinders lijken zich met moeite los te willen maken van hun witleren ondergrond. Één voor één vliegen ze omhoog om zich in een hoek van de kamer te verzamelen. In het midden staat een klein meisje met blonde krullen… ze kijkt verdrietig, en met de vlinders fladderend om zich heen pakt ze langzaam haar boek van de grond.

'Lieve Kim,' leest ze … waarna de inkt zich vermengt met haar tranen.


Deel 8

Ze kijkt haar tas nog even na -heeft ze alles- portemonnee, mobiel, toilettas... zo te zien zitten al haar spullen er in. De man in het wit loopt met haar naar de deur en haalt de sleutels uit zijn zak. 'Hier is je recept… hou je goed aan de dosis en van de week nog even bloed laten prikken..Weet je zeker dat je het aankan?' vraagt hij bezorgd, ze knikt, waarop hij de deur opent. 'Pas goed op jezelf,' 'Zal ik doen… mij krijgen ze niet gek' zegt ze gekscherend. 'Nee' zegt hij… 'dat was je toch al.' Waarop ze beiden in de lach schieten, wat zeer bevrijdend werkt merkt ze. Heerlijk als mensen je behandelen alsof je niet van een andere planeet komt. 'Dank je,' zegt ze terwijl ze hem de hand drukt, 'ik zal jouw goede zorgen en menselijkheid zéker niet vergeten.' 'Jij bent één van de normaalste mensen die ik hier ooit heb meegemaakt Ellen, dus laat je niets anders wijsmaken, en nu wegwezen jij en ik wil je hier nooit meer zien,' zegt hij terwijl hij haar een knipoog geeft en de deur zacht maar resoluut achter haar sluit.

Wanneer ze buiten komt bemerkt ze dat het een stralende dag is. Ze knijpt haar ogen samen om ze te laten wennen aan de overgang van de donkere hal in de kliniek naar het scherpe zonlicht buiten en haalt diep adem… frisse lucht…heerlijk, wat heeft ze dat gemist. Het is nog vrij rustig in de straat waar de instelling is gelegen. Ze kijkt op haar horloge, het is inmiddels al kwart voor twaalf. Hij zou haar om elf uur oppikken. Niet dat ze ontzettend blij is hem weer onder ogen te moeten komen. In de maanden dat ze in de kliniek verkeerde heeft hij haar welgeteld twee keer bezocht. En dan nog wist hij niet hoe snel hij weer weg moest komen. 'Voor je eigen bestwil schatje, je hebt vooral je rust hard nodig.' De manier waarop hij haar tegenwoordig schatje noemt bezorgt haar kippenvel. Nu ze er over nadenkt is dat niet het enige aan hem wat haar tegenwoordig kippenvel bezorgt. Zijn stilzwijgen als ze naar hun dochter vroeg maakte haar razend. Ze draait zich nog even om en kijkt naar het sombere gebouw achter haar. Dit lijkt haar nu niet de ideale plek en tijd om haar gevoelens te analyseren. Ze haalt nog een keer diep adem en wil zo snel mogelijk van deze kille en deprimerende plek weg zien te komen.

Aan de overkant van de straat schuift een serveerster de vrolijk gekleurde parasols omhoog op het nu nog verlaten maar gezellig uitziende terras. Ze snakt naar een echte kop koffie, het zou een welkome afwisseling zijn op het slappe surrogaat dat ze de afgelopen maanden te drinken kreeg. Vijf voor twaalf inmiddels… als ze dan toch moet wachten. Zodra ze de straat oversteekt ziet ze een donkergrijze Audi de straat inrijden. Even is ze verbaast over de flinke snelheid waarmee hij door de rustige straat rijd, hij zal haar toch wel hebben gezien. Tot de persoon achter de donker getinte autoruiten waarschijnlijk een ruk aan het stuur geeft en de Audi in volle snelheid op haar inrijd. Even staat ze als aan de grond genageld tot haar overlevingsdrang een stoot adrenaline door haar lichaam voert en ze op het laatste moment weet weg te springen. Ze struikelt en haar enkel maakt een vreemde draai waardoor ze op de straat beland. De Audi mist haar op een haar na, geeft nog eens flink gas en verdwijnt met piepende banden uit het gezichtsveld. Voor dat ze goed en wel beseft dat ze waarschijnlijk aan de dood is ontsnapt staat de serveerster met een wit vertrokken gezicht over haar heen gebogen. 'Gaat het met je?' Vraagt ze met trillende stem. 'Die gek rijd zo door!' zegt ze nu verontwaardigd. 'Ja … ik … denk het wel, alleen m’n enkel.'Ze wrijft met een pijnlijk vertrokken gezicht over de zwelling boven haar voet. De vrouw helpt haar voorzichtig overeind. 'Zo ga hier maar even zitten' zegt ze als ze bij het terras zijn aangekomen, 'leg je voet maar op de stoel, ik ben zo terug.'

Als de serveerster even later haar gezwollen enkel als een volleerd verpleegster staat in te tapen vraagt deze of ze het kenteken heeft kunnen zien. 'Nee, het ging zo snel, -ze verzwijgt het feit dat er helemaal geen kentekenplaat te zien was- 'Je zou toch bijna denken dat hij het speciaal op jou had gemunt, wat een gek,'en ze schud niet begrijpend haar hoofd. 'Zo, die moet je er voor vandaag maar even om laten zitten' zegt ze als ze trots naar de ingezwachtelde enkel kijkt. 'Kan ik iets voor je doen... wil je misschien iets drinken voor de schrik?' 'Nou... graag een kop koffie, dan bel ik maar even een taxi.' Het is al bij half één en ze verwacht niet meer dat ze nog zal worden opgehaald. En eerlijk gezegd is ze daar ook niet echt rouwig om.



Deel 9

Als hij de autosleutels aan de man heeft overhandigd mompelt deze nog wat in een voor hem onverstaanbare taal, geeft hem een aantal biljetten, stapt in de Audi en rijd weg. Wanneer de auto uit zijn gezichtsveld is verdwenen valt er een loodzware last van hem af en steekt hij de biljetten in zijn portefeuille. Hij loopt het bospad af en ziet vanuit de verte zijn auto al op de parkeerplaats staan. Nu snel naar huis, want ze zal zo thuiskomen en hij wil haar voor zijn. Ze zal willen weten waarom hij haar niet heeft opgehaald. Zijn hersenen draaien weer op volle toeren, en één voor één laat hij de meest geloofwaardige smoezen de revue passeren. Vóór hij thuis is heeft hij de beste voor handen.

Het warme douchewater brengt hem weer enigszins tot bezinning. Wat bezielde hem in godsnaam, alle moeite is voor niets geweest. Hij knijpt de spons uit boven zijn hoofd en de lavendelgeur die dit verspreid kalmeert zijn zenuwen. Hoe heeft hij zo kunnen blunderen… het scheelde slechts een haar. Ze stond midden op straat, hij hoefde alleen maar gas te geven … en dan opeens ziet hij als uit het niets die blonde krullen in zijn achteruitkijkspiegel. De ogen van het meisje kijken hem smekend aan, hij ziet haar mond bewegen, maar hij kan niet horen wat ze zegt. Als verstijft zit hij achter het stuur en zijn blik lijkt gevangen door de lippen van het kind. Haar mond herhalen de geluidloze woorden keer op keer tot ze het lijkt uit te schreeuwen. De schrik slaat hem om het hart en even raakt hij in paniek. Zou zijn geweten hem parten gaan spelen, een geweten dat de gedaante heeft aangenomen van zijn dochtertje. Hij kijkt naar de achterbank maar tot zijn opluchting is er niets meer te zien, zijn blik verhard en als een bezetene drukt hij het gaspedaal in en rijd recht op de gestalte van Ellen af. Haar verbaasde blik veranderd in ontzetting wanneer ze doorkrijgt dat de auto die op haar afkomt van geen wijken weet. Dan hoort hij vanaf de achterbank een meisje schreeuwen ‘WAT DOE JE PAPA!?!?’ Als hij weer vol afgrijzen in z’n achteruitkijkspiegel kijkt, ziet hij niet de verwachte blonde krullen van zijn dochter, maar Ellen die met een pijnlijk vertrokken gezicht op straat ligt.

Hij draait de kraan dicht, slaat een badlaken om zijn heupen, en loopt peinzend de slaapkamer in. Waarom is Ellen ook zo sterk. Het leek er in de eerste instantie toch op dat ze volledig was doorgedraaid en de inrichting niet meer uit zou komen. Ze heeft zijn plannen volledig in de war gegooid en hij zal weer iets nieuws moeten verzinnen. Hij gaat op bed zitten en steekt een sigaret op, een gewoonte die hij sinds kort weer heeft opgepakt. Het geeft hem het gevoel dat hij daar zijn zenuwen mee in toom kan houden . De overvolle asbak op het dressoir geeft weer hoe het met zijn zenuwen gesteld is de laatste dagen. Hij inhaleert diep, sluit zijn ogen en voelt hoe de nicotine zijn longen vult. Het lichte gevoel in zijn hoofd doet hem beseffen dat hij de hele dag nog niets heeft gegeten. De spiegel tegenover het bed toont een ingevallen gezicht en onder zijn borstkast ziet hij de contouren van zijn uitstekende ribben. Hij heeft er wel eens beter uitgezien en hij heeft zich ook wel eens beter gevoeld… als hij wil slagen zal hij zich meer in acht moeten nemen. De twijfel slaat weer toe… is dit het allemaal wel waard. Zijn twijfel wordt verstoord door het geluid van zijn mobiel. Het display laat het gezicht van Chantal zien, nu even niet. Hij heeft geen zin in een kruisverhoor, hij zal haar moeten uitleggen dat de plannen weer gewijzigd zijn. Als hij zuchtend zijn peuk in de propvolle asbak drukt valt zijn blik op het wit-leren boekje op het dressoir. Dat is gek, hij had toch alles weggegooid?



Deel 10

Verbijsterd kijkt ze de kamer rond… het warme hoogpolige tapijt is verdwenen waardoor de kale houten vloer zichtbaar is, de lambrisering is verwijderd evenals de lage boekenkast met kinderboeken het hemelbed en de speelgoedkisten. De pastelkleurige wanden zijn strak en wit geschilderd, de vrolijk gekleurde gordijnen zijn vervangen door strakke,kille luxaflex. De grote ingebouwde kledingkast is het enige vertrouwde dat nog doet herinneren aan betere tijden. Traag en op haar hoede maakt ze de deuren open. Weg… alle kleding en schoenen van haar dochter zijn verdwenen… het voelt alsof haar hart uit haar lijf wordt gerukt, de kast is leeg. Niets in de kamer wijst er nog op dat daar ooit een klein meisje heeft gewoond, daar heeft gespeeld, haar dromen heeft gedroomd, verdrietig en gelukkig is geweest. Hoe heeft hij dit kunnen doen zonder enig overleg met haar, zomaar alles uitgewist alsof hun dochter nooit heeft bestaan. Het voelt als een groot verraad.

Woedend loopt ze naar de huiskamer, die is al net zo stil en verlaten. Trillend van boosheid en onmacht loopt ze door naar de slaapkamer. Aarzelend pakt ze de deurklink, die voelt net zo koud en kil als de rest van het huis. Ze probeert zichzelf onder controle te krijgen, haalt even diep adem om dan uiteindelijk de deur te openen. Haar man zit op de rand van het bed, ze wil hem pijn doen tot op het bot zoals hij haar pijn heeft gedaan. Maar bij de aanblik van zijn trieste ogen en magere ingevallen gezicht verdwijnt deze drang . De scherpe woorden waarmee ze hem neer wilde sabelen blijven steken in haar keel. In plaats daarvan weet ze met een hese stem van emotie uit te brengen, 'waar was je, ze zeiden dat je me om elf uur op zou halen?' 'Sorry Ellen …. Maar ik voel me ontzettend ellendig, ik weet niet wat er aan mankeert maar ik ben hondsberoerd. Ik wilde je écht ophalen maar ik kon m’n bed niet uitkomen, zó ziek. Ik ben geloof ik weer in slaap gevallen anders had ik je natuurlijk wel even gebeld.' Haar gevoelens nemen weer een loopje met haar, boos omdat hij zo over haar gevoel heen walst, zo bezorgt is ze als ze naar zijn magere lichaam kijkt. Hij heeft het misschien wel nét zo zwaar gehad als zijzelf realiseert ze zich nu. Gevoelens van wantrouwen, ongeloof, haat, liefde,medelijden en verraad wisselen elkaar in snel tempo af, tot een gevoel van medelijden uiteindelijk de overhand krijgt.

Dan ziet ze de volle nog smeulende asbak en ze kijkt hem vragend aan. Gealarmeerd door haar stille argwanende en verwijtende blik probeert hij het gesprek een andere wending te geven… 'Wat is er met je been?' en hij wijst naar haar ingezwachtelde enkel. 'O… niets ernstigs, ik heb me verstapt,' zegt ze zo nonchalant mogelijk terwijl haar ogen de waterdruppel volgen die zich langzaam losmaakt uit zijn donkere borsthaar en zich traag een weg baant via zijn nog steeds gespierde buik naar de handdoek die hij om zijn middel heeft. Hij is een mooie man, altijd al geweest maar dat was niet de reden dat ze ooit op hem gevallen is. Hij had humor, was intelligent en wist altijd de juiste woorden te vinden om haar aan het lachen te brengen en gelukkig te maken. Nu snijden zijn woorden vaak dwars door haar ziel en valt er niets meer te lachen. Het ongeluk heeft hen beiden zwaar beschadigd en een verwijdering teweeg gebracht die maar met moeite te overbruggen lijkt. Schuldgevoelens en verwijten over en weer waren de oorzaak van de verwijdering. Zij kon niet accepteren dat Kim er niet meer was, ze wilde haar dochter niet loslaten en werd een gevangene in hun huis. Hij ging maar door, wilde zo snel mogelijk vergeten, vluchtte in zijn werk en gaf geen gehoor aan zijn verdriet, en zeker niet aan dat van haar. Ze zijn elkaar ergens in het midden kwijtgeraakt.

De paniek die hij voelt opkomen omdat ze hem niet in vertrouwen neemt over wat er zich voor de kliniek heeft afgespeeld wordt weggenomen door de plotseling tedere blik in haar ogen. 'Heb je koorts, wil je misschien iets drinken?' Vraagt ze als ze bezorgt een hand op zijn voorhoofd legt. Hij voelt dat hij terrein aan het winnen is en hij kan maar met moeite een gevoel van triomf onderdrukken. Snel draait hij zijn smalende gezicht weg om haar meteen daarna weer met een zielige blik aan te staren… 'Nee, ik denk dat ik nog maar even ga liggen, misschien dat ik daar wel van opknap.' Als hij het dekbed openslaat valt het witleren boekje op de grond. Beiden staren ze ernaar alsof dit het enige object van belang in deze slaapkamer is. De stilte die erop volgt is om te snijden. Ellen is de eerste die hem verbreekt, ze bukt zich om het boekje op te rapen en streelt de vlinders die op het witte leer geborduurd zijn. Haar ogen worden vochtig en haar gezicht krijgt een gelukzalige glans. 'Godzijdank,' mompelt ze, 'ik dacht al dat we alles kwijt waren maar je hebt gelukkig het allerbelangrijkste bewaard.'

Een geluk bij een ongeluk denkt hij als hij naar haar intens gelukkige gezicht kijkt, het geeft hem een onverwachte adempauze. Het poëziealbum van haar dochter neemt al haar aandacht in beslag en ze lijkt hem compleet vergeten. Ze slaat het boekje open en met een glimlach rond haar mond loopt ze al lezend de slaapkamer uit hem verbouwereerd achterlatend. Met haar terug gevonden schat loopt ze de huiskamer in en neemt plaats op de bank. Ieder versje of gedichtje leest ze wel twee keer over, en liefdevol slaat ze de bladzijden om. Tot ze bij het versje komt dat hij voor haar heeft geschreven… Lieve kim… ze is weer terug op aarde en de harde realiteit komt nu dubbel en dwars bij haar binnen. Ze kan en wil de tekst niet lezen en een misselijkmakend gevoel overvalt haar. Snel klapt ze het album dicht en legt het op tafel naast een stapel nog ongeopende post. Het blijken vooral onbetaalde rekeningen, aanmaningen en bankafschriften. De schrik slaat haar om het hart als ze ziet dat haar niet geringe spaarrekening systematisch is geplunderd. Dan ziet ze een brief tussen de stapel uitsteken die haar aandacht trekt. Hij is aan haar man gericht en er staat vertrouwelijk op. Zal ze… het druist tegen al haar normen en waarden in maar haar wantrouwen is niet meer te onderdrukken. Het blijkt een hoge levensverzekering op haar naam en haar man is de begunstigde. Dan hoort ze dat er iets van tafel wordt geschoven en met een klap op de grond terecht komt. Naast de tafel ligt het opengeslagen poëziealbum … de bladzijde met het door haar man geschreven versje is er uitgescheurd en ligt er verfrommelt naast.


~
Deel 11

'Hier schat… en nu niet tegenstribbelen…Opdrinken!' Hij draait zich naar haar toe en kijkt haar nog slaapdronken aan. 'Kom op…. opdrinken, als je zo beroerd bent moet je gewoon héél veel drinken.' 'Ja maar…' 'Niets -ja maar- opdrinken, ik ga niet eerder weg.' Hij sputtert nog even tegen maar ziet inmiddels wel aan haar lichaamshouding dat dit niet echt zal gaan helpen. 'Oké' zucht hij en hij werkt zich moeizaam omhoog uit de kussens. 'Het wordt gewoon weer tijd dat er iemand weer eens goed voor je gaat zorgen' zegt ze ernstig terwijl ze er op toeziet dat hij het glas tot aan de laatste druppel heeft leeg gedronken. 'Zo... geef dat glas maar hier en ga maar weer lekker slapen dan ga ik nog even een paar boodschappen halen. ' 'Waar heb ik dat opeens aan verdient,' vraagt hij haar argwanend, terwijl hij zich kreunend terug laat zakken in de kussens. 'Ach laten we het erop houden dat ik je ontzettend dankbaar ben dat je Kim’s album voor me hebt bewaard.' Ze gaat naast hem op het bed zitten en strijkt een weerbarstige haarlok van zijn voorhoofd.

'Ik heb nog eens nagedacht, en ik denk dat het tijd wordt dat we elkaar weer eens met respect gaan behandelen. Deze ellende heeft nu lang genoeg geduurd, vind je ook niet?' Ze drukt haar lippen op zijn voorhoofd en kijkt hem liefdevol aan. Ze kan maar met moeite haar lachen inhouden als ze zijn ontgoochelde blik ziet en ze vraagt hem wat hij die avond wil eten. 'Ik denk niet dat ik veel binnen kan houden,' zegt hij met zielige stem en een bleek vertrokken gezicht. 'Kippensoep, daar ben je toch zo gek op? Sterk je meteen weer een beetje aan,'ze geeft hem een knipoog en loopt zelfverzekerd de slaapkamer uit. Als ze na een minuut of vijf de deur weer opent ziet ze dat hij diep in slaap is. Ze knijpt hem zachtjes in z’n arm en tikt hem even tegen z’n wang maar er volgt geen reactie. 'Mooi... die is voorlopig nog wel even onder zeil,' zucht ze.

Ze pakt zijn mobiel uit de zak van zijn colbert en zoekt het nummer van Chantal. 'Hallo Chantal… je spreekt met Ellen, zeg heb je misschien even tijd … Kunnen we dan misschien ergens afspreken?' Chantal stribbelt tegen, een gesprek met haar rivale is wel het laatste waar ze behoefte aan heeft. 'Uhhh, ik heb eerlijk gezegd niet zó veel tijd, ik heb vanmiddag een afspraak bij de kapper.' 'O... maar het hoeft niet lang te duren, maak je niet druk. Maar ik heb je gewoon iets belangrijks te melden.' Aan de andere kant valt een stilte…,'ik denk dat je graag wil horen wat ik je te vertellen heb. Het is zeer zeker ook voor jou van belang.' 'Bingo!' Met een tevreden gezicht beëindigd Ellen het gesprek, wist het uit de oproepenlijst en laat het mobieltje weer in zijn zak glijden. Ze kijkt eerst naar haar snurkende man en dan op haar horloge… Oeps… tijd voor haar medicijnen. Ze pakt zijn glas van het nachtkastje en wast het grondig af alvorens ze het weer met water vult. 'En met een één, twee, drie in godsnaam,' ze stopt een pil in haar mond en spoelt hem weg met een slok water. 'Van sommige medicijnen ga je tóch vreemd doen,' lacht ze nu hardop terwijl ze nog een laatste blik op haar luid ronkende man werpt. 'Tot zo schatje… ik heb een afspraakje met je vriendin, wacht maar niet op me, het kon wel eens laat worden.'


Deel 12

'Hoezo weet je inmiddels hoe het 'écht' gegaan is?'Chantal kijkt haar geschrokken aan en neemt snel een slok van haar Gin Tonic, haar mond en keel voelen kurkdroog aan. Ze schuift een beetje heen en weer op haar stoel, stampt het schijfje citroen in haar glas tot pulp, laat het laatste restje van de zure substantie in haar mond lopen om vervolgens zenuwachtig aan haar servet te friemelen. Ellen schept er genoegen in om haar rivale van haar troon te stoten en geniet van haar ongemak. 'Ik weet… dat niet 'IK' maar 'JIJ' bij hem in de auto zat tijdens het ongeluk. Wat is er precies gebeurd Chantal? Kregen jullie ruzie… gingen jullie te veel in elkaar op zodat hij niet oplette…. Hadden jullie misschien een ietsepietsie te veel gedronken voor jullie Kim ophaalden?' Chantal kijkt haar met een bleek gezicht aan. 'Ik weet niet waar je het over hebt Ellen, die opname in de kliniek heeft je niet echt geholpen zo te horen.' Ellen kijkt Chantal minachtend aan.

'Mijn psychose daarna kwam jullie natuurlijk ook wel erg goed uit, flink volstoppen met allerlei medicijnen en je hebt er geen omkijken meer naar. Wat heb ik het jullie gemakkelijk gemaakt. Wie zat er eigenlijk achter het stuur Chantal?' 'Ik weet niet hoe je daarop komt, maar je slaat de plank volledig mis,' zegt Chantal, maar haar stem trilt en klinkt onzeker. Ellen kijkt haar doordringend aan als ze zegt… 'kom op Chantal, in de kliniek heb ik behoorlijk veel tijd gehad om na te denken en alles weer op een rijtje te krijgen. Het zal jou ook goeddoen je hart te luchten.' Chantal staat plotseling op, en er verschijnen pareltjes zweet op haar bovenlip. Ze wankelt even en grijpt naar haar voorhoofd, 'sorry maar ik moet even naar het toilet, ik voel me niet zo goed.' Ellen kijkt haar spottend na, als ze onzeker richting toilet loopt. Zo, dat is één mompelt ze terwijl ze de rekening bekijkt. Twee koffie, één jus en één gin tonic, Chantal weet duidelijk van wanten, ze zal toch wel weten dat je bij die medicijnen niet mag drinken fluistert Ellen glimlachend, alvorens ze het bedrag plus fooi op het schoteltje legt.

Op het toilet probeert Chantal krampachtig zijn nummer in te tikken. Waarom neemt hij nu niet op… ze probeert het nogmaals maar krijgt alleen z’n voice mail, gezien de omstandigheden lijkt het haar niet verstandig om iets in te spreken. Ze voelt zich vreemd en trillerig, ze houd haar polsen even onder de koude kraan, dept de zweetdruppeltjes van haar gezicht met een tissue, pakt haar lipstick uit haar tas maar als ze haar lippen wil tuiten om de lipstick aan te brengen wil haar gezicht niet meewerken en voelt strak en star aan. Plotseling overvallen door vermoeidheid merkt ze dat alles om haar heen wazig wordt. Ze heeft toch maar één gin-tonic op. Duidelijk oververmoeid … het was de laatste tijd ook wel hectisch allemaal. Nu eerst Ellen even af zien te poeieren. Ze haalt een paar keer diep adem, maar zodra ze twijfelend en ietwat wankel het eetlokaal binnen loopt is Ellen in geen velden of wegen meer te bekennen. Aan het tafeltje waar ze zaten hebben inmiddels twee mannen plaatsgenomen en zitten druk pratend en lachend achter hun biertje. Ze voelt zich misselijk worden en loopt snel naar buiten. Waar heeft ze haar auto staan… ze wil zo snel mogelijk naar huis en naar bed. Waarschijnlijk toch een beginnend griepje. Zodra ze in haar auto heeft plaatsgenomen probeert ze hem nogmaals te bellen, het kost haar moeite want haar zicht lijkt steeds minder scherp te worden. 'Shit… hij neemt nog steeds niet op.' Ze zucht en start trillend de auto. De blonde krullenkop op de achterbank heeft ze nog niet opgemerkt.


Deel 13

Als hij wakker wordt heeft hij een zware kater, althans zo voelt het. Een hoofd vol met watten en een tong van leer. De wekker naast hem op het nachtkastje geeft aan dat hij toch zéker minimaal een uur of zes moet hebben geslapen. Dat gebeurt hem nooit zo midden op de dag. Moeizaam zwaait hij zijn benen over de rand van het bed en steekt een sigaret op. Zijn hoofd bonkt en hij heeft moeite om zijn ogen open te houden. Een koude douche zal hem misschien goed doen. 'Ellen, ik ga nog even douchen hoor…… Ellen?' In de kamer ernaast is niemand aanwezig, vreemd, het laatste wat hij zich kan herinneren is dat ze hem iets te drinken kwam brengen… 'Ellen?!?!' Hij houd even z’n adem in om zijn gehoor optimaal te kunnen benutten, maar al wat hij hoort is doodse stilte, er volgt geen antwoord, mooi dat geeft hem de kans om Chantal even snel te bellen om de boel kort te sluiten. Als hij z’n mobiel pakt ziet hij dat hij drie oproepen van haar heeft gemist, maar als hij haar belt krijgt hij geen gehoor. Oké, dan niet, misschien heeft ze de pest in dat ze hem niet kon bereiken. Hij lacht zachtjes, dat is wat hem het meest in haar aantrekt, haar onvoorspelbaarheid, haar arrogantie, haar koppigheid en wispelturigheid.

Zo anders dan Ellen die hij altijd alles wijs heeft kunnen maken. Ellen, die zijn domme smoezen altijd zonder pardon slikte. Ellen, die altijd alles deed om het hem maar naar de zin te maken. Ellen, die het thuis gezellig probeerde te maken en hij moest daar aan meedoen. Ellen, die wilde geloven dat ze het perfecte gezinnetje had. Doodmoe wordt hij ervan, hij wil vrij zijn, vrij om te gaan en staan waar hij wil. Maar een scheiding is uitgesloten, hij kijkt even naar de gouden Rolex die hij om zijn pols draagt. Het meeste wat hij bezit is eigenlijk van Ellen, het huis is van Ellen, het bedrijf waar hij werkt is in handen van Ellen’s familie. Na een scheiding zullen ze er geen moeite mee hebben om hem glashard aan de kant te zetten aangezien ze toch al niet zo van hem gecharmeerd zijn. Hij heeft een dure smaak en Chantal weet ook van uitgeven. De dood van Kim heeft hem ongewild geholpen, daarna raakte Ellen totaal de weg kwijt… wat hem weer goed uitkwam. Waarom kon ze niet gewoon in de kliniek blijven, of zichzelf iets aandoen… hij heeft haar toch tot het uiterste getergd. Zijn laatste mislukking is hem opgebroken door schuldgevoelens wat Kim betreft, hij heeft er anders geen andere verklaring voor dat hij Ellen op een haar na miste. Ze is net onkruid… niet uit te roeien. Nu zullen hij en Chantal hun plannen wéér moeten bijstellen. Het gedreun in zijn hoofd lijkt erger te worden en hij begint licht te transpireren, zijn sigaret smaakt hem ook al niet en hij drukt geërgerd zijn peuk uit. Kom maar op met die koude douche, hij doet zijn dure Rolex af en sleept zichzelf moeizaam naar de badkamer.

Als hij een badlaken heeft klaar gelegd en de koude kraan open heeft gedraaid, schopt hij z’n slippers uit maar bij de eerste stap die hij op de natte vloertegels zet schrikt hij van de plotselinge glibberige ondergrond. Hij wil zich nog vastgrijpen maar de douchewanden zijn al net zo spekglad. Zijn handen glijden weg en grijpen nu naar een onzichtbaar houvast in de lucht, die blijkt niet aanwezig en zijn benen schieten onder hem vandaan. Zijn lichaam maakt een vreemde draai en zijn hoofd slaat met een klap achterover tegen de opstaande rand van de doucheruimte, het laatste dat hij voelt is de warmte die zich rond zijn hoofd verspreid. Ergens in het felle licht hoog boven hem dansen de blonde krullen van zijn dochter, ze lacht naar hem. Dan wordt het hem zwart voor de ogen en verliest hij het bewustzijn. De enorme plas bloed die achter zijn hoofd ontstaat vermengt zich met het koude water en verdwijnt traag in het doucheputje.

Met een voldaan gezicht zet ze de tas met boodschappen in de keuken. Hangt haar jas aan de kapstok en staart even tevreden in de gangspiegel. Haar spiegelbeeld ziet er gelukkig uit, dit is de laatste tijd wel eens anders geweest. Ze heeft haar leven weer op de rit. Na een knipoog naar haar spiegelbeeld klakt ze even met haar tong. Zo, dat was nummer één op naar nummer twee dan maar. 'Schat… ben je al wakker?' Ze gooit de slaapkamerdeur open maar het bed ligt er verlaten bij. Ze hoort de kraan in de badkamer lopen en opent voorzichtig de badkamerdeur. 'Schat?' Vanachter het douchemuurtje ziet ze zijn behaarde benen in het roodgekleurde water liggen. Ze loopt voorzichtig de badkamer in en ziet dat de groene zeep zijn dienst heeft gedaan. Hij 'roemde' haar altijd al om haar schoonmaakwoede denkt ze geamuseerd. Ze schopt zijn slippers opzij en draait voorzichtig de kraan dicht. Dan valt haar blik op zijn vreemde verwrongen lichaam. Zou hij zijn rug hebben gebroken? Haar blik dwaalt af naar het gapende gat in zijn achterhoofd waar nog steeds bloed uit sijpelt. Ze schudt haar hoofd afkeurend… 'Jeetje schat, moest je er nu écht zo’n smeerboel van maken?' Ze knielt naast hem neer, pakt zijn doorweekte pols en legt haar hoofd even op zijn borstkast om daarna glimlachend op te staan. 'En dat was twee… wist jij trouwens …… dat de meeste ongelukken gewoon thuis gebeuren? Het is echt zo, en ik heb je nog wel zo vaak gevraagd om antisliptegels te plaatsen, maar …. wie niet horen wil, moet maar voelen. Maar voordat ik helemaal ondankbaar overkom… de medicijnen die je voor me geregeld hebt hebben me écht goed gedaan, ik voel me herboren.' Ze kijkt op haar horloge, 'nu ik het er toch over heb… tijd voor m’n pilletje. De ambulance kan nog wel even wachten, jij hebt tóch geen haast meer hé lieverd.'

In de gang schopt ze haar schoenen uit, loopt de keuken in en zet een pot thee, zet deze op een dienblad evenals de suikerpot en twee theekopjes. Als ze even later de kamer binnenkomt en het dienblad op tafel heeft gezet, pakt ze de afstandbediening , zet de tv aan en laat zich op de bank vallen. Ze zapt wat van de ene naar de andere zender tot haar aandacht wordt getrokken door een onderwerp op het nieuws. Een autowrak wordt het ravijn uitgetakeld, en die auto herkend ze… 'de 34 jarige bestuurster heeft het niet overleefd' gaat de verslaggever verder. Vermoed wordt dat zij onwel is geworden en de macht over het stuur is verloren. Een getuige beweerde dat hij nog iemand op de achterbank heeft zien zitten vlak voordat de auto het ravijn inreed, mogelijk een kind. Maar tot op heden zijn er geen sporen gevonden die wijzen op een tweede slachtoffer, en dus is de zoekactie gestaakt.' 'Goh… arme Chantal… ik vond die Gin-tonic toch al niet zo’n goed idee. .. maar ja… ze wilde niet luisteren naar een gek.' Ze schenkt de thee in de kopjes en strijkt even liefdevol door de blonde zijden krullen van het kind naast haar op de bank…… 'Jij bent en blijft mijn engeltje.' Dan pakt ze een pen en het witleren poëziealbum van tafel. Slaat het album open tot waar de bladzijde is weggescheurd en schrijft met sierlijke letters… 'Lieve Kim'…


THE END