dinsdag 22 oktober 2013

Het recht in eigen hand



Het recht in eigen hand

Zijn ogen staren naar zijn trillende met bloed besmeurde handen, zijn  adem gaat gejaagd. Blinde paniek dwingt zijn hart tot een razend tempo. 

‘Doe open vuilak!’ klinkt een donkere mannenstem vlak voor zijn deur. Dan klinkt een flinke harde roffel tegen het strak geschilderde hout. Het gebonk en geschreeuw gaan nog even door, maar dan lijkt de strijd beslecht. Hij dankt god op zijn blote knieën dat hij een maand of wat geleden de deur heeft laten vervangen voor een zwaarder exemplaar. Een vooruitziende blik? Wie zal het zeggen.  

‘Viezerik, we krijgen je wel.‘ Het is weer even stil, en met ingehouden adem legt hij na enige aarzeling zijn gehavende oor voorzichtig tegen de deur. Er klink gestommel en gefluister aan de andere kant. Maar hoe hij zich ook in spant, hij hoort niet duidelijk wat er gezegd wordt. Hij snelt de kamer in terwijl  zijn bloed zich een weg vanaf zijn gescheurde oor naar zijn nek baant. Telefoon, handdoek, hij aarzelt even, wat heeft prioriteit. 

‘Doe die deur open klootzak!’ klinkt het weer en het gebonk tegen zijn voordeur gaat nu onverminderd door. Het geluid  wordt harder en doffer alsof er nu met een zware balk tegen zijn voordeur wordt gebeukt.
Met trillende vingers tikt hij 112 in. 

‘112 alarmcentrale, wie wilt U spreken, politie, brandweer of ambulance?‘ 
‘Wat kan mij het schelen, stuur voor mijn part alles, want als het nog lang gaat duren heb ik ze alle drie wel nodig. 
‘Rustig blijven meneer, zijn er ook gewonden bij?’ 
‘Er staan een aantal kerels voor mijn deur die me willen molesteren, gewond? Ja, Ik ben net op straat door ze te grazen genomen, schiet een beetje op alstublieft.‘ 

Hij vertelt haar het adres terwijl het gejoel en geschreeuw buiten luider wordt. Het lijkt wel alsof er meerder raddraaiers zijn bijgekomen. 
‘Blijft U aan de lijn meneer ik verbind U door met de politie.'

De avond begon zo goed. Hij had zijn vriendin opgehaald en samen waren ze naar één of andere Franse speelfilm geweest – De Vrais Mensonges of zoiets- Hij had niets met Franse speelfilms en het romantische gezwijmel had hem al helemaal niet kunnen boeien. Maar in tegenstelling tot haar vorige jaloerse, overheersende vriendje gunde hij Merel dat verzetje. Hij vond haar lief en aandoenlijk als ze zo geëmotioneerd raakte. De film had indruk gemaakt en direct daarna wilde ze naar huis. Had hij maar geluisterd. Maar hij moest en zou nog even naar zijn stamkroeg. Na dat Franse gezever nog even lekker een biertje drinken met zijn vrienden. Aan de bar zat een vreemde vent, druk bezig met zijn mobiel. De hele avond had hij al het gevoel gehad dat die kerel hem observeerde met zijn broeierige ogen, maar verder had hij er geen aandacht aan geschonken. Het was gezellig en het bier smaakte hem goed, te goed. Zo goed zelfs, dat Merel hem vriendelijk toch resoluut de deur wees nadat de taxi hen bij haar thuis had afgezet. Ze wilde geen aangeschoten vent in bed en na een kop sterke koffie kon hij vertrekken.

Het was een mooie heldere avond en hij besloot naar huis te lopen. De frisse avondlucht deed hem goed en een aantal straten verder voelde hij zich al een stuk beter. Eerst merkte hij hun voetstappen niet eens op, tot hij zijn pas versnelde en de personen achter hem zijn voorbeeld volgden. De straat was donker en verlaten en de rechtopstaande haren in zijn nek deden hem besluiten niet achterom te kijken maar zijn pas nog enigszins te versnellen. De plotselinge, harde greep om zijn schouder belette hem verder te lopen en voor hij zich kon verweren kreeg hij een flinke dreun tegen zijn onderkaak. Terwijl hij zijn evenwicht verloor, zag hij in een waas drie mannen tegenover hem staan. Hun gezichten stonden hard en gevoelloos. Alleen de flink uit de kluiten gewassen kerel die hem de dreun gaf en over zijn pijnlijke vuist wreef had een razende blik in zijn ogen.  Het was de man uit het café  

‘Het is hem wel degelijk jongens, kom op, grijp hem.’ Riep zijn belager.  
‘Wat moeten jullie van me?‘ wist hij nog verbaast uit te brengen voor de kerel hem weer een dreun – nu tegen zijn oor-  gaf.  
‘Als jullie geld willen, mijn portemonnee zit in mijn achterzak.’ Maar de harde ogen van zijn tegenstander stonden genadeloos. 
‘Je geld, laat me niet lachen man, hier viespeuk, wat heb je hierop te zeggen?’ Hij duwde hem zijn mobiel, onder zijn neus. 
'Hier kijk dan vuilak, kijk wat je hebt aangericht.’ 

Op het display van zijn mobiel stond een foto van hem met daaronder de tekst –wie herkent deze pedofiel- Met daaronder een misselijkmakend verhaal over wat hij zou hebben aangericht. Even was hij met stomheid geslagen, hoe kwamen ze aan zijn foto, en sterker nog, hoe kwam zijn foto bij dit walgelijke artikel. Zijn hersenen draaiden op volle toeren. Wie zou er zo’n hekel aan hem kunnen hebben en hem zoiets aan kunnen doen. Veel tijd om erover na te denken had hij niet, want de kerels trokken hem alweer overeind. Maar eer één van zijn belagers hem nog een dreun kon verkopen, wist hij zich los te rukken.  Hij rende voor zijn leven. Want dat ze hem wilden lynchen  was hem wel duidelijk. Na een wilde, angstaanjagende achtervolging  wist hij uiteindelijk, buiten adem zijn huis te bereiken.

De deur kraakt nu onder het gewicht van de zware houten balk, en na nog een aantal stoten begeeft deze het uiteindelijk. De mannen stormen naar binnen en trekken hem aan zijn haren de straat op. Buiten is het geschreeuw inmiddels oorverdovend en er blijken nog meer gekken op de herrie te zijn afgekomen. De gezichten –zowel van de mannen als de vrouwen- zijn vertrokken in razernij en niemand toont mededogen.
‘Grijp dat monster krijst een ijzige vrouwenstem, en de mensenmenigte sluit zich al snel om hem heen. Hij voelt de schoppen, stompen en handen die aan hem trekken. Maar net als hij denkt dat zijn laatste minuut geslagen heeft hoort hij de sirene’s. Hij krijgt nog een flinke trap in zijn zij en na een laatste vuistslag tegen zijn  slaap verliest hij het bewustzijn. Het pistoolschot dat daarop volgt ontgaat hem.


Zijn advocaat komt naar hem toe om hem de hand te schudden. Zijn teleurstelling is groot. Meer zat er niet in en de strafmaat voor het vergrijp valt hem tegen. Over vervroegde vrijlating bij goed gedrag nog maar te zwijgen.

‘Een uit de hand gelopen grap’ had het ex-vriendje van Merel het genoemd. Het is niet zo moeilijk om iemands naam te besmetten wanneer je een zieke geest hebt. Je knipt en plakt wat aan elkaar, en plaatst het op het internet. Er zijn altijd wel meelopers te vinden die je op kunt hitsen en dingen kunt laten doen waar je zelf het lef niet voor hebt. In een groep voelt een lafaard zich veilig. De bedompte lucht in het gebouw valt hem nu pas op. Hij is toe aan frisse lucht. Behendig haalt hij de rem van zijn voorwiel en rijdt met zijn rolstoel naar de lift. 

Binnen enkele jaren kunnen ze gewoon weer verder met hun leven … zij wel.

© Ingrid Punt februari 2013

Geen opmerkingen:

Een reactie posten