dinsdag 17 maart 2015

One happy island



One happy Island

Deel 1

Zal ik... de twijfel slaat toe. De roestige deuren nodigen niet echt uit. 
Maar mijn nieuwsgierigheid kan ik -zoals gewoonlijk - maar moeilijk onderdrukken.

Aruba is een klein paradijs (one happy island) zoals de Arubanen zelf zeggen. En ze hebben gelijk.

Tijdens een strandwandeling op dit tropische eiland, waren we uiteindelijk bij deze verlaten plek uitgekomen. Nader onderzoek deed ons beseffen dat het een dierenbegraafplaats was. We waren aangenaam verrast. Wat bijzonder. 
Door mijn enthousiasme was ik mijn gezelschap compleet uit het oog verloren en behoorlijk afgedwaald. Nu was ik écht in de middle of nowhere beland.
De bouwval trok mijn aandacht. Wat zou er achter die deuren schuil gaan ... nog meer graven?

In de verte steken twee hoofden boven de branding uit. Mijn zoons hebben inmiddels verkoeling in het water gezocht en mijn man fotografeert nog steeds de graven op het strand. 
Mijn afwezigheid hebben ze niet eens opgemerkt.

'Jongens, hallo, kom eens kijken!' 
Ik probeer hun aandacht te trekken en zwaai met beide armen. 
'Joehoeee!!!' probeer ik nogmaals. 
Maar mijn stemgeluid draagt niet ver. Al wat je hoort is de branding. 
'Hallo, ik ben hier!' Probeer ik nogmaals.
Tevergeefs, dit avontuur zal ik alleen aan moeten gaan. 
Gelukkig heb ik mijn fototoestel bij me, zodat ik straks de plaatjes van mijn persoonlijke missie kan laten zien.

Met mijn toestel in de aanslag, stap ik voorzichtig tussen de overwoekerende struiken. 
Hier, uit de wind, valt de broeierige warmte als een klamme deken over me heen. Toch staat het kippenvel op mijn armen. Door de deuropening gluur ik naar binnen. Mijn ogen -nog ingesteld op het felle zonlicht- kunnen niet veel onderscheiden.

Plotseling ritselt er iets tussen de struiken. Mijn hart slaat over. Een flink uit de kluiten gewassen leguaan, schiet langs mijn benen en ik slaak een kreet. 

'Hallo, is daar iemand?' Op wat geritsel na blijft het stil. Nou vooruit, wat kan er gebeuren op klaarlichte dag op een happy island? De gedachte aan het jonge meisje dat op dit eiland verdween, probeer ik maar even te vergeten. Ik wring mezelf door de roestige deuropening naar binnen.

Eenmaal binnen beneemt een doordringende stank me bijna de adem.
'Hallo!' roep ik nogmaals. Weer dat geritsel. Mijn adem stokt. Ik spits mijn oren. 
Maar het blijft het stil ... te stil.
Na enkele voorzichtige stappen glijden mijn voeten plotseling onder me vandaan. Met een flinke smak, val ik achterover. Mijn hoofd slaat tegen een harde ondergrond. Duizelig en versuft probeer ik mijn omgeving in me op te nemen. Op de tast zoek ik mijn fototoestel, die tijdens de val uit mijn handen is geschoten. Verd.... mijn fototoestel ligt aan barrels, naast iets wat op een grote witte steen lijkt. Voorzichtig draai ik de steen om. Vaag zie ik drie donkere gaten in het midden. Het klamme zweet breekt me uit. Dat is geen steen dat is ... 

Ik werp de schedel zo ver mogelijk van me af. Op handen en voeten klauw ik snel verder in de vochtige grond. Gedesoriënteerd, probeer ik de deuropening terug te vinden. Angstig tasten mijn handen het duister af. Natte slierten zeewier wikkelen zich rond mijn vingers. Wier, dat kan toch niet? De afstand naar het water is te groot. Met wazige ogen probeer ik de lange kleverige slierten van mijn vingers te plukken. Een rilling trekt langs mijn ruggengraat.
Het is haar, zonder twijfel. Lang, menselijk haar.

De stank is nu ondraaglijk en ik dreig het bewustzijn te verliezen.
'Help! 
Help me dan toch!'
Mijn geschreeuw mag niet baten. 
Weer hoor ik geritsel.
'Wie is daar?!'
Het geluid klinkt nu van alle kanten.
Langzaam sluit het me in ... 

'Help! Help me dan toch!' 
Maar mijn geschreeuw mag niet baten. Weer dat geritsel, dat me nu aan alle kanten lijkt te omsingelen. 
'Wie is daar?!' roep ik met trillende stem.

Zou mijn nieuwsgierigheid me dan uiteindelijk toch nog fataal worden?

Dan grijpt een harde hand me bij de schouder. 'Gaat het?' 
God zij dank, een bekende stem.
'Ja! ... nee... ik wil hier uit ... nu!'
'Rustig, wat is er aan de hand?'
'Niets, ik wil gewoon frisse lucht!' hyperventileer ik.
'Er hangt hier inderdaad een behoorlijke putlucht.' weet mijn zoon fijntjes te omschrijven. 
Met trillende benen loop ik tussen hen in naar buiten. 

'Willen jullie me nooit meer zo laten schrikken?!' Roep ik bijna hysterisch, terwijl ik over mijn gehavende knieën wrijf. 
'Ja hallo, we waren je ineens kwijt.' 
'Ik heb jullie anders nog geroepen hoor, maar reageren, ho maar!' zeg ik verbolgen. 
'Jongens, we moeten de politie bellen. Jullie zullen het niet geloven, maar er ligt daar een lijk.'
Beide zoons kijken me aan alsof ik niet goed bij mijn hoofd ben.
'Heus, er ligt een schedel ... en haar!' Het huilen staat me nader dan het lachen. 

'Oké, Ik ga wel even kijken' oppert mijn man met een veelzeggende blik naar de jongens.
Binnen de kortste keren staat hij weer naast me.
Hij houdt een grote steen met zwarte gravitie omhoog. 
'Is dit misschien je schedel?'
Het schaamrood stijgt me naar de kaken. 'Maar uhhh, er ligt ook haar. Ik weet ik zeker.' 
'Mihoen' lacht mijn man.'
'Mihoen?'
'Dat haar, gewoon een restje mihoen gemarineerd in verschraald bier. Ja, ze hebben daar flink feest gevierd. Overal etensresten en lege blikjes, het is één grote vuilnisbelt. De stank is niet te harden. Dat wil ook wel met die warmte.'
Ik kijk hem niet begrijpend aan.
'Het is een hangplek voor de jeugd.' 
'O, ik dacht... ach, laat ook maar.'
ze schieten alledrie in de lach en ik voel me behoorlijk stom. 
'Kom, ik heb het hier nu wel gezien, laten we maar gaan.' zeg ik geïrriteerd' 
'En toch is het een bijzondere plek, nietwaar jongens?' probeer ik later hun gelach te onderbreken.
'Tuurlijk ma, heel bijzonder.' er volgt gegrinnik. De zon gaat langzaam onder als de branding het stinkende avontuur van onze voeten spoelt.
Twee spiedende ogen volgen ons, tot we uiteindelijk het strand hebben verlaten. 
 
Puntje maart 2015


donderdag 14 november 2013

Gluren



Gluren

Reddeloos verloren was hij… vanaf het moment dat hij zag hoe elegant ze de sleutel in het slot stak van het appartement naast hem. Ze knikte even en lachte haar volmaakte tanden bloot, waarna ze hem een slanke perfect gemanicuurde hand toestak en met een donkere hese stem zei ‘Hallo…. Ik ben Brenda, ik heb het appartement naast je gehuurd.' Waarna ze haar lange ravenzwarte haar verleidelijk over haar ranke schouders gooide. In een oogwenk en een knipoog van haar donker omfloerste ogen stapte ze met haar lange in donkere nylons gehulde benen op haar hooggehakte pumps haar nieuw verworven appartement binnen. Hem achterlatend met een hevig gevoel van verlangen. Vanaf dat moment hield hij de deur naast hem en de buitendeur nauwlettend in de gaten.

Ed… zijn magere slungelige buurman was dus eindelijk met de noorderzon vertrokken. Niet dat hij erg veel last van de beste man had gehad. Ed was erg op zichzelf geweest. Afscheid nemen zat er dus waarschijnlijk niet in... hij haalt zijn schouders op, wat kan het hem ook schelen. Dit was uiteraard een hele verbetering. Gelukkig waren de appartementen niet al te best geïsoleerd waardoor de geluiden van de medehuurders nog wel eens doordrongen. Normaal gesproken kon hij zich hier nog wel eens aan ergeren. De buurman boven hem was pianoleraar en ze hadden afgesproken dat hij alleen op de uren dat hij naar zijn werk was les zou geven maar dat lukte helaas niet altijd. Zijn andere buurvrouw was een dame op leeftijd en slecht van gehoor waardoor haar tv nog wel eens iets te hard stond. Maar van Brenda probeerde hij elk geluidje op te vangen. Hoezeer hij ook zijn best deed … je kon een speld horen vallen.
Hij had ’s avonds al eens geprobeerd een glas tegen de muur aan te drukken... Niets. Terwijl hij zeker wist dat ze thuis was, want hij had het getik van haar hakken op de trap gehoord. Maar helemaal niets dus.

Hij weet inmiddels hoe laat ze ’s morgens de deur uitgaat, hoe laat ze weer thuis komt en dat ze van Chardonnay houd... hij had eens pal achter haar gestaan bij de slijter, waar hij een bijna onbedwingbare drang voelde om zijn gezicht in haar donkere haren te drukken… zijn neusgaten vulden zich met Narciso Rodriguez. Na menig uurtje in de parfumerie te hebben doorgebracht op zoek naar de lievelingsgeur van ‘zijn’ Brenda had hij die weten te achterhalen. Hij had haar al een paar keer aangesproken wanneer zij hem in haar strakke mantelpakje passeerde op de trap. Het appartement beviel haar prima wist hij nu en ja … het is vandaag heerlijk weer. Verder dan de nodige koetjes en kalfjes had hij nog niet durven gaan. Smoorverliefd was hij op haar en die verliefdheid had zulke vormen aangenomen dat hij zelfs zijn bank had verplaatst zodat deze tegen haar slaapkamermuur aanstond. Lange avonden op de bank met een glas in zijn handen … maar niets te horen. Dus ook geen herenbezoek…. dat stemde hem hoopvol.

Nadat hij haar ’s morgens weer heupwiegend naar haar auto heeft zien lopen weet hij plotseling wat hem te doen staat. Hij pakt zijn boor en stofzuiger en gaat aan de slag. Net boven de plint valt het vast niet op en met een spiegeltje kom je een heel end. Eindelijk... het gat is nu groot genoeg maar op het eerste gezicht niet echt opvallend. Even vraagt hij zich nog af waar hij mee bezig is als hij languit op de vloer ligt te klungelen met een scheerspiegel. Hij lijkt wel stapelgek. Maar als hij haar bed en nachtkastje in het vizier krijgt is de opwinding over wat hij vanavond kan verwachten te groot. Hij ruimt de rotzooi op, stoort zich nog even aan de piano van de bovenbuurman, maar verheugd zich tevens op de thuiskomst van zijn lief.

Hij kijkt op zijn horloge… ja hoor hij hoort haar auto de straat al in rijden, hij herkend het geluid uit duizenden. Wat ziet ze er weer sexy uit in haar dunne gebloemde niemendalletje, het jurkje verhult nauwelijks  de contouren van haar volle borsten. Ze kijkt hem uitdagend aan met haar grote donkere ogen als ze hem ‘toevallig’ in de deuropening ziet staan ‘Hallo buurman,’ fluistert ze zachtjes met haar donkere hese stem en zijn hart maakt een sprongetje.
‘Hallo Brenda’ weet hij net zo hees uit te stoten, en hij wacht totdat ze de deur achter haar bevallige figuurtje heeft gesloten alvorens hij zich met zijn scheerspiegel naar de bank snelt.

Eerst maar eens luisteren… hij drukt het glas tegen de muur, maar zoals altijd niets te horen. Dan maar vast languit op de grond en afwachten maar. Hij draait de spiegel in een bepaalde ongemakkelijke stand evenals zijn hoofd en ja hoor daar doemt het bed plus nachtkastje op. Na wat voelt als een eeuwigheid -hij krijgt al kramp in zijn armen- ziet hij plots haar rode pumps naast het bed verschijnen. Zijn hart maakt een sprongetje als hij ziet hoe ze met de punt van haar ene schoen de andere schoen van haar voet trapt. Het zweet breekt hem uit. Haar voeten lijken zonder haar rode pumps een stuk groter. Ach, het past bij haar. Dan ziet hij hoe ze haar nylons laat zakken en die met haar lange slanke vingers van de vloer raapt. Zijn hart danst nu bijna uit zijn borst en na wat gestoei met de spiegel weet hij die zo te draaien dat hij haar gestalte in zijn totaliteit kan aanschouwen. Ze ritst haar jurk open en hij ziet haar stevige ronde billen. Zijn ogen raken vermoeid van het ongemakkelijke gestaar, maar hij durft zich niet te bewegen, bang voor ontdekking. Tergend langzaam maakt ze haar bh los en legt die voor zich op het nachtkastje. Vol verrukking kijkt hij naar de bh… toch zeker een volle cup E… dan ziet hij de wattenbolletjes die ernaast opgestapeld worden...... het zijn er veel.

Nou ja, een klein beetje smokkelen mag… met ingehouden adem draait hij de spiegel iets hoger… hij ziet behalve de ronde billen nu ook haar gespierde rug. Ze pakt de voorkant van haar lange weelderige zwarte lokken en trekt de hele haardos in een keer van haar hoofd. Kaal!! .........Ze is zo kaal als een biljartbal. Verstijfd van verbazing maar ook omdat hij al een tijdje in een vrij ongemakkelijke houding heeft gelegen ziet  hij hoe Brenda zich lachend omdraait.


Ed!!!!!

© Copyright Ingrid Punt november 2011

vrijdag 1 november 2013

Herkenning van het kwaad - deel 2 -





De herkenning van het kwaad   -2-

Met een triomfantelijk lachje stapt hij de lift in en staat oog in oog met een jonge vrouw. Ze knikt even naar hem voor ze verveeld de knop van de 2e etage indrukt.  Hij knikt net zo nietszeggend terug en neemt haar daarna vanuit zijn ooghoeken op. Lange slanke benen gestoken in halfhoge zwarte laarsjes, een korte vaalblauwe spijkerrok. Haar zwarte leren motorjack lijkt een paar maten te groot en haar rode haar is quasi slordig opgestoken in een knot. Haar bleke, sproeterige gezicht ziet er -dankzij haar zwaar opgemaakte ogen ietwat potsierlijk uit. Hij schat haar begin twintig. Een simpele prooi. Haar lange, bleke hals lijkt naar hem te lonken. 

Zijn handen strekken zich automatisch uit en zijn vingers strelen zachtjes haar blanke huid.  Bij het kuiltje in haar hals houden zijn duimen stil en voeren een lichte druk uit op haar huid…  Lachten haar groene ogen eerst nog uitdagend naar hem, nu de druk van zijn duimen groter wordt staan ze angstig. De aderen in haar hals en voorhoofd zwellen op als smalle, kolkende rivieren onder de witte huid, wanneer zijn handen zich alsmaar strakker om haar hals spannen. Uiteindelijk ziet hij haar blik breken. Als hij haar loslaat zakt ze voor zijn voeten op de grauwe kale liftvloer in elkaar.

Zijn visioen wordt verstoord doordat de lift stopt en de jonge vrouw  twee passen naar voren doet om de lift te verlaten. Geschrokken steekt hij zijn grijpgrage handen diep in zijn zakken, sluit zijn ogen en snuift haar geur op. Ze ruikt als een frisse zeebries, of nee, gras met een lichte ondertoon van lavendel. Bracht haar geur hem eerst tot bedaren, de minachting waarmee ze hem nu aankijkt bezorgt hem nu een gevoel van opwinding.

Als vanzelf glijdt zijn hand over de gladde, zijden sjaal in zijn zak. Hij kan haast niet wachten tot hij deze aan de wand van zijn flat kan hangen. Zodra de liftdeuren zich openen kijkt de jonge vrouw hem nogmaals met een spottende blik aan, voor ze arrogant haar hoofd in de nek gooit en de galerij oploopt. Zijn blik volgt haar tot aan de deur waar ze haar sleutel uit haar tas vist. nr. 49 Het gebeuren zet zich vast in zijn brein en sluimert daar verder tot het moment dat hij er ooit gebruik van wenst te maken.  Hij drukt op het knopje van de vierde verdieping en wanneer de deuren zich hebben gesloten haalt hij de sjaal uit zijn zak en drukt hem stevig  tegen zijn gezicht. Rozen… de geur van Camilla zal hij niet licht vergeten. Zijn eerste trofee.

© Ingrid Punt maart 2013

woensdag 30 oktober 2013

Herkenning van het kwaad -deel 1-



Herkenning van het kwaad


Ze kreunt en wrijft in haar ogen… barstende hoofdpijn. Het is aardedonker, haar keel voelt gortdroog en het bed onder haar hard en klam. Haar hoofd… wat is er gebeurt? Flarden van herinneringen schieten door haar hoofd. O ja, ze had een lift gekregen, dát was het.

Haar hersenen maken overuren als ze probeert zich het hele gebeuren voor de geest te halen. Rob, ‘haar vriend’ en zij hadden ruzie, eigenlijk om iets onzinnigs. Maar het liep nogal hoog op, en boos had ze haar jas en sjaal gepakt. Buiten had ze nog wat doelloos in de regen gelopen, maar toen? Haar hoofd bonkt. ‘Kom op Camilla, denk na.’ Koplampen die haar verblinden, een auto die stopt, een man. Maar verder zitten er gaten in haar geheugen.

Ze pijnigt haar brein... maar tevergeefs. Waarom kan ze zijn gezicht niet voor zich halen?…Auw… dat hoofd. Haar smaakpapillen registreren een fris scherpe smaak als ze haar droge lippen likt, pepermunt. De scherpe smaak lijkt haar geheugen te activeren en ze ziet zijn handen aan het stuur geklemd, vlak voordat hij een pepermuntje aanpakt. Zijn knokkels schemeren wit door zijn huid en verraden zijn gespannenheid. Alleen de contouren van zijn gezicht krijgt ze duidelijk, maar die bezorgen haar de kriebels. Er was iets vreemds aan hem, maar wat?

Phil Collins. Ach, natuurlijk, hij had de radio aan staan. ”In the air tonight,” ze had het altijd al een goed nummer gevonden. Weer schiet er een stekende pijn door haar slaap. Voorzichtig brengt ze haar hand naar de zijkant van haar hoofd en voelt een flinke buil. Heeft ze zich gestoten… Rob heeft haar toch niet geslagen? Hij was soms een eigenwijze blaaskaak maar slaan… dat nooit. Haar hart bonkt in haar keel én in haar slaap, heeft die vent haar geslagen? Dat gezicht, ze weet zéker dat ze hem had herkend, maar waarvan? Haar hart lijkt nu uit haar borst te springen.

Langzaam maar zeker schuiven de puzzelstukken in elkaar. Beslagen ramen, een stoplicht. Ze had een tijdje rustig naast hem gezeten tot ze voelde hoe hij haar observeerde. Toen ze hem liet weten hem ergens van te kennen werd hij nerveus. En die nervositeit sloeg op haar over. Nadat ze hem de reden van haar late wandeling had onthuld leek het alsof hij zich aan haar begon te ergeren. Hij had de eerstvolgende afslag genomen en iets gemompeld over een lekke band. Nadat hij de auto tot stilstand had gebracht stapte hij uit…

Haarscherp ziet ze de krant nu weer op Rob’s tafel liggen. Ze had zich net in het artikel verdiept tot de ruzie met hem tussenbeide kwam. Haar onderbewustzijn heeft de foto en de bijbehorende letters opgezogen. De letters dansen voor haar ogen, tot ze zich vastzetten op haar netvlies. Wegens goed gedrag vrijgekomen. Ophef, omdat de psychiaters het niet eens werden. De één verklaarde hem genezen, de ander vreesde herhaling. In blinde paniek had ze de auto uit willen vluchten, maar het laatste dat haar ogen registreerden was de schep die na een flinke zwaai de zijkant van haar hoofd raakte.

Opstaan, nu… ze wil overeind komen maar stoot haar hoofd. Eindelijk beseft ze dat ze niet in bed ligt. De kilte en de muffe lucht die ze inademt zetten al haar zintuigen op scherp. Dit kan niet waar zijn. Als ze de ruwe harde houten wanden aan weerszijden van haar lichaam voelt realiseert ze zich eindelijk wat er gaande is. Begraven… hij heeft haar levend begraven…als een dolle stier begint ze tegen de wanden en het deksel te trappen en te duwen maar er is geen beweging in te krijgen…

Hij gooit de schep in de achterbak, raapt Camilla’s sjaal van de vochtige grond en drukt hem tegen zijn gezicht. Een zweem van rozen beneemt hem bijna de adem. Jammer, hij had haar willen sparen. Maar tijdens het gezeur over haar vriend wist hij het zeker. Zij was net als Monica uitverkoren. De sjaal zou een ereplaats aan de muur van zijn flat krijgen. Zijn eerste trofee, er zullen er ongetwijfeld nog vele volgen. Dat gapende gat in zijn binnenste moet worden gevuld. Met Monica was hij de fout in gegaan, dat zou hem niet meer overkomen. Hier, diep in dit grote verlaten bos zijn de dieren zijn enige getuigen, en die praten niet. Hij neuriet een dwaas kinderliedje waarna een harde lach zijn auto vult. 

Sinds zijn vrijlating is hij eindelijk tevreden met zichzelf… voorlopig…

© Ingrid Punt

Voor deel 2; Klik




maandag 28 oktober 2013

Biefstuk




Biefstuk



Het is een regenachtige zaterdag dus druk in het eetcafé. Vrouwen die met hun volle boodschappentassen nog even binnenlopen voor een lekker broodje of een kop soep. Het meisje achter de bar schenkt een borrel in voor een bejaarde man. Er komt een man binnen die zijn vrouw bij de markt heeft afgezet en snel de benen richting café heeft genomen. Hij heeft z’n hond bij zich die al net zo verveeld naar buiten kijkt als de bejaarde man achter zijn borrel. De serveerster brengt een bakje water voor de hond die er even aan snuffelt om vervolgens zijn neus op te trekken, hij is duidelijk beter gewend.

'Mag ik even bestellen?' vraagt Piet - een man van middelbare leeftijd- aan het meisje. Ze lijkt hem niet te horen en loopt haastig terug naar de bar. Piet blijft op allerlei manieren haar aandacht trekken, maar zonder resultaat. De regen buiten begint extreme vormen aan te nemen. Piet begint een liedje te fluiten terwijl hij naar de doorweekte mensen kijkt die door de plotselinge wolkbreuk zijn overvallen en zich nu verdringen bij de ingang. Iedereen wil zo snel mogelijk naar binnen en men haast zich om een tafeltje te bemachtigen.

Twee mannen en een vrouw duiken snel op de vrije stoelen af die aan zijn tafeltje staan. De vrouw trekt haar drijfnatte jas uit en doet dit op zo’n dusdanige manier dat Piet net zo goed buiten in de plenzende regen had kunnen zitten. Hij staakt het fluiten, trekt een zakdoek uit zijn broekzak en veegt zijn gezicht droog terwijl hij de vrouw een venijnige blik toewerpt. Ze negeert hem volkomen, hangt haar druipende jas over de stoel naast hem, vraagt aan de mannen tegenover haar wat ze willen drinken en wenkt de serveerster die direct op haar afkomt.

'Twee bier en een cola' zegt ze nors zonder het meisje aan te kijken. 'Zou ik ook meteen even kunnen bestellen?' vraagt Piet vriendelijk aan de serveerster. 'Ik kom zo bij U meneer' zegt deze geïrriteerd en weg is ze alweer. Piet staat op pakt zijn jas van de kapstok, zet zijn pet op en loopt fluitend de regen in. Als hij langs het raam loopt ziet hij dat de oude baas zich nu te goed doet aan een malse biefstuk.

"Biefstuk!!!" schiet hem ineens te binnen … als hij een beetje opschiet is hij misschien nog op tijd. Bij de slager trekt hij braaf een nummertje. In de bijna lege vitrine ziet hij nog vier biefstukken liggen dus dat komt goed. Maar het nummertje blijkt niet te werken want de slager helpt iedereen behalve hem. Als hij voor zijn gevoel aan de beurt is kaapt de dame voor hem alle vier de biefstukken voor zijn neus weg. Verbeeld hij het zich nou of staat ze hem triomfantelijk aan te kijken. Piet zet weer zijn deuntje in. De slager negeert zijn irritante fluitje en vraagt hem eindelijk waar hij hem mee kan helpen. Piet kijkt hem dwaas aan en loopt zonder iets te zeggen de slagerij uit.

De bus rijd net voor zijn neus weg. Het bankje in het bushokje is nat, dus Piet blijft staan en staart als in het niets fluitend naar de alsmaar groter wordende plas voor hem in de goot. De automobilisten schijnen er genoegen in te scheppen om zo dicht mogelijk naast de stoep te rijden en extra gas te geven op het moment dat ze de plas naderen. Als een verzopen kat stapt hij even later fluitend de muffe bus in, die is propvol en Piet wurmt zich tussen de samengeperste mensen naar achteren voor een beetje luchtruimte.

'Hé... kan je niet uitkijken!' Een vrouw kijkt hem met een boze blik aan en begint tegen de vrouw naast haar te klagen over al die asocialen die maar tegen je aanlopen zonder sorry te zeggen. Piet moet nog menige boze blik doorstaan, voelt zich als een haring in een ton en weet zich na vier haltes fluitend een weg naar de vrijheid te persen. Als hij even later weer buiten in de stromende regen staat dringt het tot hem door dat hij vergeten is om uit te checken …… weer vier euro naar de knoppen.

Zodra hij de sleutel in het slot steekt hoort hij haar al schreeuwen. 'Heb je nog aan de biefstukken gedacht…. Piet, heb jij nog biefstukken gehaald?' Terwijl hij zijn druipende pet aan de kapstok hangt kijkt hij haar wazig aan. 'Nee... vergeten!' 'Nee hé... ik kan ook écht niets aan jou overlaten is dat nu zó moeilijk. Het enige dat ik je vraag zijn twee biefstukken en zelfs dat vergeet je nog, wat heb ik nou aan jou. En doe die natte jas uit je ruïneert de loper.' 'Wat eten we vandaag?' vraagt Piet als hij zijn drijfnatte jas in de badkamer heeft gehangen.

'Biefstuk…. tenminste als jij ze had meegenomen, maar die kunnen we nu dus wel op onze buik schrijven. Nu moet ik weer iets anders gaan verzinnen, ik hoop voor jou dat ik nog iets in de vriezer heb liggen anders kun je ze alsnog gaan halen.' Piet tuit zijn mond en fluit nu alsof zijn leven ervan af hangt. 'Stop daar mee Piet, waarom moet je nu altijd zo stompzinnig gaan fluiten als ik je iets duidelijk probeer te maken … stoppen nu, je maakt me razend met dat achterlijke gefluit.'

Ze trekt de vriezer open en haalt er twee karbonades uit. 'We eten dus lekker laat vanavond… dank zei jou… voordat deze ontdooid zijn.' Ze gooit de karbonades op een bord en terwijl ze een koekenpan op het aanrecht zet kijkt ze hem beschuldigend aan. Piet doet alsof zijn neus bloed en begint weer te fluiten. 'Stop met dat deuntje… nu!' Ze staat met gebalde vuisten en vuurspuwende ogen voor hem… Stoppen NU, je lijkt je vader wel, die kon ook niets behalve fluiten!!! Piet pakt de koekenpan van het aanrecht en geeft haar een flinke mep. Als een lappenpop gaat ze onderuit. Hij kijkt even naar de karbonades op het bord… nu heeft hij er twee voor zichzelf… lekker. Eigenlijk nog lekkerder dan biefstuk. Tevreden fluitend zet hij de pan op het vuur.

Copyright © Ingrid Punt Juli 2011




woensdag 23 oktober 2013

Klaar


Klaar... 


Op het éne net zijn tientallen dode kinderen te zien, het konvooi met medicijnen en voedsel is te laat... Zap... het andere net laat een soldaat zien die een andere zwaargewonde soldaat uit de vuurlinie probeert te trekken, de paniek is duidelijk van z’n gezicht te lezen... Zap... een moeder zit apathisch met haar dode kind in haar armen terwijl een hulpverlener radeloos toekijkt... Zap... een huilende juwelier verteld de journalist dat dit al de negende overval is in twee jaar tijd, hij kan z’n winkel wel sluiten omdat er geen verzekeraar meer is die de schade nog wil dekken. Hulpeloos blikt hij in de camera...... 'hij is er óók klaar mee,' zegt de man zuchtend voor hij de afstandsbediening pakt en naar wéér een ander net zapt. 'Wat zeg je schat,' klinkt het vanuit de keuken, het geluid van de afzuigkap maakt dat ze de helft niet verstaat. 'We gaan zo eten hoor,' roept ze als de kamerdeur dichtslaat.

De zoldertrap kraakt onder zijn zware gewicht, bovengekomen geeft hij een paar ferme klappen tegen de balk die dwars over de trap loopt. Ondanks zijn niet geringe lengte moet hij toch enigszins op zijn tenen staan om er bij te kunnen. 'Die is tenminste solide, dat mag gezegd' gromt hij. Hij knipt het licht aan en rommelt wat tussen de stapel met oude spullen. Ergens tussen de verzameling oude boeken en platen staat z’n platenspeler. Met zijn mouw veegt hij een laagje stof weg, waarna hij op zoek gaat naar zijn favoriete LP.

Jim kijkt hem vanaf de vergeelde hoes ernstig aan. Roadhouse blues... nee daar is hij niet voor in de stemming. Light my fire... dat lijkt hem niet echt meer nodig... De plaat is behoorlijk grijs gedraaid en zit vol krassen. Hij geeft de naald nog maar eens een zetje... ja, dat moet hem zijn. In de diepe zolderkast ligt het touw al een tijdje op hem te wachten. Als z’n vrouw hem even later roept voor het eten ziet ze hem hangen in het trapgat... op de achtergrond klinkt de heldere stem van Jim......

The end... the end... the end... the end... the end..........

Copyright © Ingrid Punt 2010




dinsdag 22 oktober 2013

Het recht in eigen hand



Het recht in eigen hand

Zijn ogen staren naar zijn trillende met bloed besmeurde handen, zijn  adem gaat gejaagd. Blinde paniek dwingt zijn hart tot een razend tempo. 

‘Doe open vuilak!’ klinkt een donkere mannenstem vlak voor zijn deur. Dan klinkt een flinke harde roffel tegen het strak geschilderde hout. Het gebonk en geschreeuw gaan nog even door, maar dan lijkt de strijd beslecht. Hij dankt god op zijn blote knieën dat hij een maand of wat geleden de deur heeft laten vervangen voor een zwaarder exemplaar. Een vooruitziende blik? Wie zal het zeggen.  

‘Viezerik, we krijgen je wel.‘ Het is weer even stil, en met ingehouden adem legt hij na enige aarzeling zijn gehavende oor voorzichtig tegen de deur. Er klink gestommel en gefluister aan de andere kant. Maar hoe hij zich ook in spant, hij hoort niet duidelijk wat er gezegd wordt. Hij snelt de kamer in terwijl  zijn bloed zich een weg vanaf zijn gescheurde oor naar zijn nek baant. Telefoon, handdoek, hij aarzelt even, wat heeft prioriteit. 

‘Doe die deur open klootzak!’ klinkt het weer en het gebonk tegen zijn voordeur gaat nu onverminderd door. Het geluid  wordt harder en doffer alsof er nu met een zware balk tegen zijn voordeur wordt gebeukt.
Met trillende vingers tikt hij 112 in. 

‘112 alarmcentrale, wie wilt U spreken, politie, brandweer of ambulance?‘ 
‘Wat kan mij het schelen, stuur voor mijn part alles, want als het nog lang gaat duren heb ik ze alle drie wel nodig. 
‘Rustig blijven meneer, zijn er ook gewonden bij?’ 
‘Er staan een aantal kerels voor mijn deur die me willen molesteren, gewond? Ja, Ik ben net op straat door ze te grazen genomen, schiet een beetje op alstublieft.‘ 

Hij vertelt haar het adres terwijl het gejoel en geschreeuw buiten luider wordt. Het lijkt wel alsof er meerder raddraaiers zijn bijgekomen. 
‘Blijft U aan de lijn meneer ik verbind U door met de politie.'

De avond begon zo goed. Hij had zijn vriendin opgehaald en samen waren ze naar één of andere Franse speelfilm geweest – De Vrais Mensonges of zoiets- Hij had niets met Franse speelfilms en het romantische gezwijmel had hem al helemaal niet kunnen boeien. Maar in tegenstelling tot haar vorige jaloerse, overheersende vriendje gunde hij Merel dat verzetje. Hij vond haar lief en aandoenlijk als ze zo geëmotioneerd raakte. De film had indruk gemaakt en direct daarna wilde ze naar huis. Had hij maar geluisterd. Maar hij moest en zou nog even naar zijn stamkroeg. Na dat Franse gezever nog even lekker een biertje drinken met zijn vrienden. Aan de bar zat een vreemde vent, druk bezig met zijn mobiel. De hele avond had hij al het gevoel gehad dat die kerel hem observeerde met zijn broeierige ogen, maar verder had hij er geen aandacht aan geschonken. Het was gezellig en het bier smaakte hem goed, te goed. Zo goed zelfs, dat Merel hem vriendelijk toch resoluut de deur wees nadat de taxi hen bij haar thuis had afgezet. Ze wilde geen aangeschoten vent in bed en na een kop sterke koffie kon hij vertrekken.

Het was een mooie heldere avond en hij besloot naar huis te lopen. De frisse avondlucht deed hem goed en een aantal straten verder voelde hij zich al een stuk beter. Eerst merkte hij hun voetstappen niet eens op, tot hij zijn pas versnelde en de personen achter hem zijn voorbeeld volgden. De straat was donker en verlaten en de rechtopstaande haren in zijn nek deden hem besluiten niet achterom te kijken maar zijn pas nog enigszins te versnellen. De plotselinge, harde greep om zijn schouder belette hem verder te lopen en voor hij zich kon verweren kreeg hij een flinke dreun tegen zijn onderkaak. Terwijl hij zijn evenwicht verloor, zag hij in een waas drie mannen tegenover hem staan. Hun gezichten stonden hard en gevoelloos. Alleen de flink uit de kluiten gewassen kerel die hem de dreun gaf en over zijn pijnlijke vuist wreef had een razende blik in zijn ogen.  Het was de man uit het café  

‘Het is hem wel degelijk jongens, kom op, grijp hem.’ Riep zijn belager.  
‘Wat moeten jullie van me?‘ wist hij nog verbaast uit te brengen voor de kerel hem weer een dreun – nu tegen zijn oor-  gaf.  
‘Als jullie geld willen, mijn portemonnee zit in mijn achterzak.’ Maar de harde ogen van zijn tegenstander stonden genadeloos. 
‘Je geld, laat me niet lachen man, hier viespeuk, wat heb je hierop te zeggen?’ Hij duwde hem zijn mobiel, onder zijn neus. 
'Hier kijk dan vuilak, kijk wat je hebt aangericht.’ 

Op het display van zijn mobiel stond een foto van hem met daaronder de tekst –wie herkent deze pedofiel- Met daaronder een misselijkmakend verhaal over wat hij zou hebben aangericht. Even was hij met stomheid geslagen, hoe kwamen ze aan zijn foto, en sterker nog, hoe kwam zijn foto bij dit walgelijke artikel. Zijn hersenen draaiden op volle toeren. Wie zou er zo’n hekel aan hem kunnen hebben en hem zoiets aan kunnen doen. Veel tijd om erover na te denken had hij niet, want de kerels trokken hem alweer overeind. Maar eer één van zijn belagers hem nog een dreun kon verkopen, wist hij zich los te rukken.  Hij rende voor zijn leven. Want dat ze hem wilden lynchen  was hem wel duidelijk. Na een wilde, angstaanjagende achtervolging  wist hij uiteindelijk, buiten adem zijn huis te bereiken.

De deur kraakt nu onder het gewicht van de zware houten balk, en na nog een aantal stoten begeeft deze het uiteindelijk. De mannen stormen naar binnen en trekken hem aan zijn haren de straat op. Buiten is het geschreeuw inmiddels oorverdovend en er blijken nog meer gekken op de herrie te zijn afgekomen. De gezichten –zowel van de mannen als de vrouwen- zijn vertrokken in razernij en niemand toont mededogen.
‘Grijp dat monster krijst een ijzige vrouwenstem, en de mensenmenigte sluit zich al snel om hem heen. Hij voelt de schoppen, stompen en handen die aan hem trekken. Maar net als hij denkt dat zijn laatste minuut geslagen heeft hoort hij de sirene’s. Hij krijgt nog een flinke trap in zijn zij en na een laatste vuistslag tegen zijn  slaap verliest hij het bewustzijn. Het pistoolschot dat daarop volgt ontgaat hem.


Zijn advocaat komt naar hem toe om hem de hand te schudden. Zijn teleurstelling is groot. Meer zat er niet in en de strafmaat voor het vergrijp valt hem tegen. Over vervroegde vrijlating bij goed gedrag nog maar te zwijgen.

‘Een uit de hand gelopen grap’ had het ex-vriendje van Merel het genoemd. Het is niet zo moeilijk om iemands naam te besmetten wanneer je een zieke geest hebt. Je knipt en plakt wat aan elkaar, en plaatst het op het internet. Er zijn altijd wel meelopers te vinden die je op kunt hitsen en dingen kunt laten doen waar je zelf het lef niet voor hebt. In een groep voelt een lafaard zich veilig. De bedompte lucht in het gebouw valt hem nu pas op. Hij is toe aan frisse lucht. Behendig haalt hij de rem van zijn voorwiel en rijdt met zijn rolstoel naar de lift. 

Binnen enkele jaren kunnen ze gewoon weer verder met hun leven … zij wel.

© Ingrid Punt februari 2013