dinsdag 17 maart 2015

One happy island



One happy Island

Deel 1

Zal ik... de twijfel slaat toe. De roestige deuren nodigen niet echt uit. 
Maar mijn nieuwsgierigheid kan ik -zoals gewoonlijk - maar moeilijk onderdrukken.

Aruba is een klein paradijs (one happy island) zoals de Arubanen zelf zeggen. En ze hebben gelijk.

Tijdens een strandwandeling op dit tropische eiland, waren we uiteindelijk bij deze verlaten plek uitgekomen. Nader onderzoek deed ons beseffen dat het een dierenbegraafplaats was. We waren aangenaam verrast. Wat bijzonder. 
Door mijn enthousiasme was ik mijn gezelschap compleet uit het oog verloren en behoorlijk afgedwaald. Nu was ik écht in de middle of nowhere beland.
De bouwval trok mijn aandacht. Wat zou er achter die deuren schuil gaan ... nog meer graven?

In de verte steken twee hoofden boven de branding uit. Mijn zoons hebben inmiddels verkoeling in het water gezocht en mijn man fotografeert nog steeds de graven op het strand. 
Mijn afwezigheid hebben ze niet eens opgemerkt.

'Jongens, hallo, kom eens kijken!' 
Ik probeer hun aandacht te trekken en zwaai met beide armen. 
'Joehoeee!!!' probeer ik nogmaals. 
Maar mijn stemgeluid draagt niet ver. Al wat je hoort is de branding. 
'Hallo, ik ben hier!' Probeer ik nogmaals.
Tevergeefs, dit avontuur zal ik alleen aan moeten gaan. 
Gelukkig heb ik mijn fototoestel bij me, zodat ik straks de plaatjes van mijn persoonlijke missie kan laten zien.

Met mijn toestel in de aanslag, stap ik voorzichtig tussen de overwoekerende struiken. 
Hier, uit de wind, valt de broeierige warmte als een klamme deken over me heen. Toch staat het kippenvel op mijn armen. Door de deuropening gluur ik naar binnen. Mijn ogen -nog ingesteld op het felle zonlicht- kunnen niet veel onderscheiden.

Plotseling ritselt er iets tussen de struiken. Mijn hart slaat over. Een flink uit de kluiten gewassen leguaan, schiet langs mijn benen en ik slaak een kreet. 

'Hallo, is daar iemand?' Op wat geritsel na blijft het stil. Nou vooruit, wat kan er gebeuren op klaarlichte dag op een happy island? De gedachte aan het jonge meisje dat op dit eiland verdween, probeer ik maar even te vergeten. Ik wring mezelf door de roestige deuropening naar binnen.

Eenmaal binnen beneemt een doordringende stank me bijna de adem.
'Hallo!' roep ik nogmaals. Weer dat geritsel. Mijn adem stokt. Ik spits mijn oren. 
Maar het blijft het stil ... te stil.
Na enkele voorzichtige stappen glijden mijn voeten plotseling onder me vandaan. Met een flinke smak, val ik achterover. Mijn hoofd slaat tegen een harde ondergrond. Duizelig en versuft probeer ik mijn omgeving in me op te nemen. Op de tast zoek ik mijn fototoestel, die tijdens de val uit mijn handen is geschoten. Verd.... mijn fototoestel ligt aan barrels, naast iets wat op een grote witte steen lijkt. Voorzichtig draai ik de steen om. Vaag zie ik drie donkere gaten in het midden. Het klamme zweet breekt me uit. Dat is geen steen dat is ... 

Ik werp de schedel zo ver mogelijk van me af. Op handen en voeten klauw ik snel verder in de vochtige grond. Gedesoriënteerd, probeer ik de deuropening terug te vinden. Angstig tasten mijn handen het duister af. Natte slierten zeewier wikkelen zich rond mijn vingers. Wier, dat kan toch niet? De afstand naar het water is te groot. Met wazige ogen probeer ik de lange kleverige slierten van mijn vingers te plukken. Een rilling trekt langs mijn ruggengraat.
Het is haar, zonder twijfel. Lang, menselijk haar.

De stank is nu ondraaglijk en ik dreig het bewustzijn te verliezen.
'Help! 
Help me dan toch!'
Mijn geschreeuw mag niet baten. 
Weer hoor ik geritsel.
'Wie is daar?!'
Het geluid klinkt nu van alle kanten.
Langzaam sluit het me in ... 

'Help! Help me dan toch!' 
Maar mijn geschreeuw mag niet baten. Weer dat geritsel, dat me nu aan alle kanten lijkt te omsingelen. 
'Wie is daar?!' roep ik met trillende stem.

Zou mijn nieuwsgierigheid me dan uiteindelijk toch nog fataal worden?

Dan grijpt een harde hand me bij de schouder. 'Gaat het?' 
God zij dank, een bekende stem.
'Ja! ... nee... ik wil hier uit ... nu!'
'Rustig, wat is er aan de hand?'
'Niets, ik wil gewoon frisse lucht!' hyperventileer ik.
'Er hangt hier inderdaad een behoorlijke putlucht.' weet mijn zoon fijntjes te omschrijven. 
Met trillende benen loop ik tussen hen in naar buiten. 

'Willen jullie me nooit meer zo laten schrikken?!' Roep ik bijna hysterisch, terwijl ik over mijn gehavende knieën wrijf. 
'Ja hallo, we waren je ineens kwijt.' 
'Ik heb jullie anders nog geroepen hoor, maar reageren, ho maar!' zeg ik verbolgen. 
'Jongens, we moeten de politie bellen. Jullie zullen het niet geloven, maar er ligt daar een lijk.'
Beide zoons kijken me aan alsof ik niet goed bij mijn hoofd ben.
'Heus, er ligt een schedel ... en haar!' Het huilen staat me nader dan het lachen. 

'Oké, Ik ga wel even kijken' oppert mijn man met een veelzeggende blik naar de jongens.
Binnen de kortste keren staat hij weer naast me.
Hij houdt een grote steen met zwarte gravitie omhoog. 
'Is dit misschien je schedel?'
Het schaamrood stijgt me naar de kaken. 'Maar uhhh, er ligt ook haar. Ik weet ik zeker.' 
'Mihoen' lacht mijn man.'
'Mihoen?'
'Dat haar, gewoon een restje mihoen gemarineerd in verschraald bier. Ja, ze hebben daar flink feest gevierd. Overal etensresten en lege blikjes, het is één grote vuilnisbelt. De stank is niet te harden. Dat wil ook wel met die warmte.'
Ik kijk hem niet begrijpend aan.
'Het is een hangplek voor de jeugd.' 
'O, ik dacht... ach, laat ook maar.'
ze schieten alledrie in de lach en ik voel me behoorlijk stom. 
'Kom, ik heb het hier nu wel gezien, laten we maar gaan.' zeg ik geïrriteerd' 
'En toch is het een bijzondere plek, nietwaar jongens?' probeer ik later hun gelach te onderbreken.
'Tuurlijk ma, heel bijzonder.' er volgt gegrinnik. De zon gaat langzaam onder als de branding het stinkende avontuur van onze voeten spoelt.
Twee spiedende ogen volgen ons, tot we uiteindelijk het strand hebben verlaten. 
 
Puntje maart 2015